Geslachtsgebonden overerving (Wet)

Wat merk je op in de stamboom ?

1 / 34
next
Slide 1: Open question
BiologieSecundair onderwijs

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Wat merk je op in de stamboom ?

Slide 1 - Open question

Hemofilie is een voorbeeld van een:
A
Geslachtsbonden dominante aandoening
B
Autosomale dominante aandoening
C
Geslachtsgebonden recessieve aandoening
D
Autosomale recessieve aandoening

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Video

Geslachtsgebonden overerving
Doelstellingen
- Je kan de begrippen autosomale en hetersomale overerving onderscheiden en beschrijven.
- Je kan geslachtsgebonden overerving interpreteren en toelichten.
- Je kan in vraagstukken, stambomen en kruissingschema's geslachtsgebonden overerving toepassen.
- Je kan voorbeelden van X- en Y-gebonden genen toepassen.
- Je kan de begrippen hollandrishe overerving in de juiste context toepassen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

44 autosomen + 2 heterosomen
(XY = man) (vrouw = XX)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Beschrijf nu bondig, in eigen woorden wat het verschil is tussen autosomale en heterosomale overerving

Slide 9 - Open question

Walter heeft een erfelijke aandoening.
Zijn beide ouders hebben het allel voor deze ziekte ook, maar zijn gezond.
Van welk type overerving is deze ziekte een voorbeeld?
A
autosomale, dominante overerving
B
autosomale, recessieve overerving
C
geslachtsgebonden, dominante overerving
D
geslachtsgebonden, recessieve overerving

Slide 10 - Quiz

Koen heeft een erfelijke aandoening. De ziekte werd door de moeder doorgegeven. Bij moeders komt de ziekte bijna nooit tot uiting. Van welk soort overerving is deze ziekte een voorbeeld?
A
autosomaal, dominant
B
autosomaal recessief
C
geslachtsgebonden dominant
D
geslachtsgebonden, recessief

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Wat is de (theoretische) kansverdeling voor het geslacht bij nakomelingen?
A
25% vrouw 75% man
B
25% man 75% vrouw
C
50% vrouw 50% man
D
onbepaald

Slide 13 - Quiz

In de praktijk:
A
worden er meer meisjes geboren
B
worden er meer jongens geboren
C
worden er evenveel meisjes als jongens geboren

Slide 14 - Quiz

De man bepaalt het geslacht.
De theoretische verdeling is 50%/50% 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Genen op het Y-chromsoom
Hoe het Y-chromosoom het geslacht bepaalt.
Holandrische overerving.

Slide 18 - Slide

Hier liggen unieke genen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Genen op het X-chromosoom
Hemofilie
Kleurenblindheid
Duchennes spierdystrofie

Slide 23 - Slide

Bepaal het genotype een vrouw dat een dochter heeft met hemofilie.
A
B
C
D

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Een vrouw die drager van het allel voor Duchennes spierdystrofie (X-gebonden, recessief)
Wat is de kans dat ze een dochter krijgt die lijdt aan de ziekte?
A
1/2
B
1/8
C
1/4
D
1

Slide 26 - Quiz

Antwoord
Vrouw = XAXa
Man = XAY of XaY
XAXa x XAY                      OF               XAXa x XaY
P(XaXa) = 0                                           P(XaXa) = 1/4
1/2 x 0= 0                                               1/2 x 1/4 = 1/8

Totale P(XaXa) = 1/8

Slide 27 - Slide

Een vrouw die drager van het allel voor Duchennes spierdystrofie.
Wat is de kans dat ze een zoon krijgt die lijdt aan de ziekte?
A
1/2
B
1/8
C
1/4
D
1

Slide 28 - Quiz

Antwoord
Vrouw = XAXa
Man = XAY of XaY
XAXa x XAY                      OF               XAXa x XaY
P(XaY) = 1/4                                           P(XaY) = 1/4
1/2 x 1/4 = 1/8                                       1/2 x 1/4 = 1/8

Totale P(XaY) = 1/8 + 1/8 = 1/4

Slide 29 - Slide

Anneke krijgt nieuwe buren. Ze heeft gehoord dat het gezin drie kinderen telt, alle drie ongeveer van haar leeftijd. Ze is dan ook benieuwd of het jongens of meisjes zijn.

Wat is de kans dat er twee jongens zijn en één meisje?
A
1/8
B
3/2
C
3/8
D
1/2

Slide 30 - Quiz

Antwoord
P(jongen) = 1/2 = P(meisje)
JJM                              OF                   MJJ         OF          JMJ
1/2 x 1/2 X 1/2                                 1/2 x 1/2 X 1/2        1/2 x 1/2 X 1/2
1/8                                  +                   1/8                        +   1/8
= 3/8

Slide 31 - Slide


De stamboom toont de overerving van een bepaalde afwijking (individuen met het afwijkende fenotype zijn zwartingekleurd). 
Welk overervingsmechanismen kunnen hier mogelijks van toepassing? Autosomaal of geslachtsgebonden ? Recessief of dominant?

Slide 32 - Open question

Bepaal het genotype van alle leden van de stamboom.
Voeg een foto of scan toe van jouw oplossing.

Slide 33 - Open question

Wat is de kans dat individu 15
een kleurenblinde zoon krijgt als je weet dat haar partner niet kleurenblind is.
Voeg een foto of scan toe van jouw oplossing.

Slide 34 - Open question