2.4 de conjunctuur

Wat gaan we doen vandaag?
  • herhalen paragraaf 2 (5 min)
  • behandelen paragraaf 3  (10 min) 
  • Opdrachten nakijken (10 min)
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
  • Huiswerk (10 min)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
  • herhalen paragraaf 2 (5 min)
  • behandelen paragraaf 3  (10 min) 
  • Opdrachten nakijken (10 min)
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
  • Huiswerk (10 min)

Slide 1 - Slide

bespreken paragraaf 3
4,5,6,8 

Slide 2 - Slide

vraagkant van de economie
(conjunctuur)
aanbodkant van de economie
(structuur)
Economie : vraag & aanbod

Slide 3 - Slide

Slecht gaat met economie gevolg?
  • bestedingen dalen. 
  • hierdoor verkopen de bedrijven minder
  • bedrijven ontslaan personeel
  • consumenten verdienen minder
  • bestedingen gaan verder achteruit.
  • Werkeloosheid stijgt  ( conjuncturele werkeloosheid)
  • ( dit alles noemen ze een laagconjunctuur)

Slide 4 - Slide

laagconjunctuur
Periode waarin de productie van een land niet groeit

Slide 5 - Slide

Laagconjunctuur

Slide 6 - Slide

Soorten werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid: Werkloosheid die ontstaat doordat de bestedingen dalen.  De vraagt daalt naar goederen en diensten.

Slide 7 - Slide

Gevolgen laagconjunctuur: werkloosheid

In een laagconjunctuur is er weinig vraag naar goederen, dus weinig productie, met als gevolg weinig werkgelegenheid en dus hoge werkloosheid.


 

Slide 8 - Slide

Waaruit bestaan deze bestedingen?
  • consumptie , de aankopen van consumenten
  • investeringen, de aankopen van bedrijven
  • de aankopen van de overheid
  • export, de aankopen vanuit het buitenland 

Slide 9 - Slide

Hoogconjunctuur 
  •  Hoger consumentenvertrouwen, bestedingen nemen toe.
  • Hoger producentenvertrouwen,  productie stijgt
  • Afname conjuncturele werkeloosheid

Slide 10 - Slide

Gevolgen hoog- en laagconjunctuur

Hoogconjunctuur:

stijgende lonen en stijgen prijzen (inflatie).

sprake van loon-prijsspiraal ( hogere prijzen leiden tot hogere lonen vica versa)


Laagconjunctuur: werkloosheid


Slide 11 - Slide

Dalende bestedingen 
Consumentenvetrouwen daalt 
De werkloosheid stijgt 
De productie daalt 

Slide 12 - Drag question

Ontstaat conjuncturele werkloosheid tijdens hoog- of laagconjunctuur?
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 13 - Quiz

veel consumentenvertrouwen is een kenmerk van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het als de bestedingen boven de trend zitten?
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 15 - Quiz

Welke indicator zal afnemen bij een hoogconjunctuur?
A
Belastingontvangsten
B
Investeringen bedrijven
C
Uitkeringen
D
Inflatie

Slide 16 - Quiz

opdrachten bespreken

Slide 17 - Slide

opdrachten maken

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 2 paragraaf 4

  • Lees de theorie op bladzijde 59
  • Maak de opdrachten 1 t/m 12

Slide 19 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Slide