Les 08 - Bespreken en thematiek

Thematiek en verhaalanalyse
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thematiek en verhaalanalyse

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- wat we onder thematiek verstaan; 
- hoe we de thematiek van een verhaal of boek kunnen bepalen; 
- wat we onder het motto verstaan; 
- welke soorten motieven we kunnen onderscheiden. 


Slide 2 - Slide

Opdracht 1 tot en met 15
Jullie krijgen nu de gelegenheid om in groepjes de opdrachten 1 tot en met 15 op pagina 23 van je reader te bespreken. Als jullie er niet uitkomen, roep me er even bij!

Slide 3 - Slide

Thematiek
Het thema is in één of enkele woorden aangegeven waar het verhaal over gaat. Een verhaal bevat over het algemeen twee lagen. 

- de verhaallaag: deze bestaat uit de gebeurtenissen in de tekst. 
- de betekenislaag: de boodschap die de schrijver met de tekst wil overbrengen. 

Als je opvallende zaken in de tekst tegenkomt en deze met elkaar verbindt, kun je het thema bepalen. 

Slide 4 - Slide

Het motto
Een motto is een korte tekst voorin het boek. Vaak is het een spreuk, citaat, dichtregel, onderdeel van een songtekst of een vers uit de bijbel. 

Niet ieder boek heeft een motto, maar als het er is, dan verwijst het naar de inhoud van het boek en vaak ook naar het thema. 

Slide 5 - Slide

Motieven (1/2) 
Motieven geven de samenhang binnen een tekst aan. Ze zorgen voor structuur binnen de tekst en leiden vaak naar de thematiek. Er zijn verschillende motieven: 

- Literair-historische motieven: thema’s of onderwerpen die vaak voorkomen in de literatuur, zoals dood, overspel, liefde, oorlog enzovoorts. 

Slide 6 - Slide

Motieven (2/2)
Verhaalmotieven: telkens terugkomende betekenisvolle elementen binnen een literaire tekst. Er is sprake van een herhaling. Dit soort motieven wijzen vaak naar het thema. 

Leidmotieven: tastbare voorwerpen die vaker voorkomen binnen een literaire tekst. Hierdoor wordt de lezer geholpen bepaalde betekenisvolle zaken met elkaar in verband te brengen. 

Slide 7 - Slide

De wijze van vertellen
We gaan nog even langs het deel van 'De wijze van vertellen' dat we nog niet hebben behandeld. Hierbij staan we stil bij de vertelsituatie en de betrouwbaarheid ervan.

Slide 8 - Slide

Fragment 4
Vierentwintig jaar geleden las ik een zin in de krant. Dit verhaal gaat over die zin, of liever over de zoektocht naar de betekenis ervan. Was hij omringd geweest door andere zinnen, in een recensie van een toneelstuk of desnoods in een beschouwend stuk over een of andere ster, dan had hij me niet vierentwintig jaar achtervolgd. Ongetwijfeld was hij dan bij de eerste lezing van zijn raadselachtigheid beroofd door een gezelschap van zinnen dat zijn betekenis inperkte en een duiding gaf die andere duidingen uitsloot. Toch was het de omgeving die hem het mysterie verleende waardoor hij me nooit losliet.

Lucifer, Connie Palmen

Slide 9 - Slide

Het fragment is geschreven vanuit
A
alwetende verteller
B
ik-vertelsituatie
C
personaal perspectief

Slide 10 - Quiz

Fragment 5
In het zwartst van de tijd, omtrent Kerstmis, werd op de Rotterdamse kraamzaal het kind Jacob Willem Katadreuffe met de sectio caesarea ter wereld geholpen. Zijn moeder was de achttienjarige dienstbode Jacoba Katadreuffe, zij werd bij verkorting Joba genoemd. Zijn vader was de deurwaarder A.B. Dreverhaven, een man van achter in de dertig, toen reeds bekend als het zwaard zonder genade voor iedere schuldenaar die hem in handen viel.

Karakter, F. Bordewijk

Slide 11 - Slide

Het fragment is geschreven vanuit
A
alwetende verteller
B
ik-vertelsituatie
C
personaal perspectief

Slide 12 - Quiz

Fragment 6
Zijn moeder schonk thee in. Bij het drinken slurpte ze zacht. Zijn vader bracht het kopje maar halverwege de mond tegemoet: hij stak het hoofd vooruit, spitste de lippen en dronk luid. ‘Heb je wel naar de kachel gekeken, meisje?’ vroeg hij. ‘Ja’, antwoordde Frits’ moeder, ‘hij praat al.’ Zijn vader kleedde zich, toen ze klaar waren, in de achterkamer verder aan en ging na een diepe zucht in een stoel bij de kachel zitten, met eenboek in de hand. Frits bekeek hem bij het zitten gaan. ‘Waarom die enorme zucht?’ dacht hij, ‘waarom voor blaasbalg spelen?’ Hij keek naar het hoofd met het zwarte, hier en daar vaal gekleurde haar, dat achterover was gekamd, de dikke lippen van de mond, die vermoeid glimlachte en de bruine handen met korte,dikke vingers, die langzaam, na voorzichtig tasten, de bladzijden omsloegen.De avonden, Gerard Reve
Zijn moeder schonk thee in. Bij het drinken slurpte ze zacht. Zijn vader bracht het kopje maar halverwege de mond tegemoet: hij stak het hoofd vooruit, spitste de lippen en dronk luid. ‘Heb je wel naar de kachel gekeken, meisje?’ vroeg hij. ‘Ja’, antwoordde Frits’ moeder, ‘hij praat al.’ Zijn vader kleedde zich, toen ze klaar waren, in de achterkamer verder aan en ging na een diepe zucht in een stoel bij de kachel zitten, met eenboek in de hand. Frits bekeek hem bij het zitten gaan. ‘Waarom die enorme zucht?’ dacht hij, ‘waarom voor blaasbalg spelen?’ Hij keek naar het hoofd met het zwarte, hier en daar vaal gekleurde haar, dat achterover was gekamd, de dikke lippen van de mond, die vermoeid glimlachte en de bruine handen met korte,dikke vingers, die langzaam, na voorzichtig tasten, de bladzijden omsloegen.

De avonden, Gerard Reve
Fragment 6

Slide 13 - Slide

Het fragment is geschreven vanuit
A
alwetende verteller
B
ik-vertelsituatie
C
personaal perspectief

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
Jullie kunnen nu verder werken aan het huiswerk voor morgen: opdracht 16 tot en met 23 op pagina 23 en 24 van de reader. Ook kun je verder met het invullen van de literaire begrippenlijst op pagina 42 tot en met 44. Dit is huiswerk voor morgen.

Slide 15 - Slide