Zinsdelen lj1
1 / 20
Lesson duration is: 20 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
[Het Olympus College] is sowieso de leukste school van Arnhem.
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het gezegde
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 2 - Quiz
Dat meisje [heet] toch [Noa]?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 3 - Quiz
Wij eten vanavond [falafel].
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het gezegde
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 4 - Quiz
[Die vrouw] vertrouw ik voor geen meter!
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het gezegde
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 5 - Quiz
Later [word] ik [piloot].
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het gezegde
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 6 - Quiz
Wil je samen naar huis fietsen [vanmiddag]?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het gezegde
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 7 - Quiz
Mijn vader verwent [haar] alleen maar.
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het meewerkend voorwerp
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 8 - Quiz
Zij stuurt [me] steeds van die domme stickers.
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het meewerkend voorwerp
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 9 - Quiz
Waar heb jij [die mooie schoenen] gekocht?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het meewerkend voorwerp
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 10 - Quiz
Volgend jaar ga ik [sowieso] beter mijn best doen.
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het meewerkend voorwerp
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 11 - Quiz
Mijn vriendje heeft me [een liefdesbrief] gestuurd.
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
Hoe heet het zinsdeel(puzzelstuk) tussen haken?
A
Het meewerkend voorwerp
B
De bijwoordelijke bepaling
C
Het lijdend voorwerp
D
Het onderwerp
Slide 12 - Quiz
Hij komt me wel aardig voor.
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quiz
Die docent schijnt dus heel streng te zijn.
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quiz
Kan je volgende week naar mijn verjaardag komen?
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Quiz
Zou ze nog boos zijn?
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quiz
Mijn tante wil heel graag een baby.
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 17 - Quiz
Ik moet geloof ik nog even wennen aan de nieuwe school.
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 18 - Quiz
Zullen we vanmiddag gaan gamen?
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 19 - Quiz
Het lijkt hier wel een apenkooi!
Is er een NG of een WG?
Is er een NG of een WG?
A
Het naamwoordelijk gezegde
B
Het werkwoordelijk gezegde
