wonen en huishouden

Wonen en huishouden
P2-K1-W1 Ondersteunt bij wonen en huishouden

1 / 43
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wonen en huishouden
P2-K1-W1 Ondersteunt bij wonen en huishouden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Kennis en vaardigheden over wonen en huishouden
  • Jij ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden.
  • Jij gaat netjes en zorgvuldig om met materialen en middelen
  • Jij werkt met voorgeschreven procedures, hygiëne en veiligheidsvoorschriften bij  HDL
  • Jij kan ondersteuning bieden bij administratieve werkzaamheden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Link

This item has no instructions

Goede leefomgeving:


Functioneel
Sfeervol en verzorgd
Veilig
(sociaal en fysiek)
Ordelijk, opgeruimd en schoon

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leefomgeving: De leefomgeving wordt gevormd door materiële omgeving en de sociale omgeving waarin mensen verblijven: de ruimte binnen en buiten, maar ook de anderen met wie de omgeving wordt gedeeld. 

Waarom is het van belang om een prettige leefomgeving te hebben?



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar staat ADL voor?
A
Authentiek Dossier Levensloop
B
Algemene Dagelijkse Loopbaancompetenties
C
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen
D
Activiteiten Dagelijks Leven

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

ADL = 
Algemeen
Dagelijkse 
Levensverrichtingen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ADL hulpmiddelen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden ADL:

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waar staat HDL voor?
A
Hygiënische Dagelijkse Levensbehoeften
B
Hygiënische Dagelijkse Levensverrichtingen
C
Huishoudelijke Dagelijkse Levensbehoeften
D
Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

HDL
Huishoudelijke  dagelijkse  levensverrichtingen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

HDL
Huishoudelijke 
Dagelijkse 
Levensverrichtingen

De dagelijkse klusjes die mensen in hun huis doen, zoals:
koken, afwassen, strijken, poetsen etc.
(Leefomgeving / maaltijden/kleding)

Slide 12 - Slide

HDL staat voor huishoudelijke dagelijkse verrichtingen. 

Net zoals ADL vergroot HDL ook je zelfredzaamheid. 

Onder HDL verstaan we de dagelijkse klusjes die mensen in hun huis doen
dus koken, wassen, strijken, poetsen etc. het is dus allerlei bezigheden in huis die vanzelfsprekend zijn, tenzij je ze zelf niet (meer) kan uitvoeren vanwege ziekte of een lichamelijke beperking.

Zijn er tot nu toe vragen?


Wat is zelfredzaamheid?
A
Het vermogen om je zelf te kunnen redden in gevaarlijke situaties
B
Het vermogen om zelf ADL activiteiten te kunnen doen
C
De mate waarin de cliënt zichzelf kan redden.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

HDL- hulpmiddelen: zelfredzaamheid!
Voorbeelden van HDL-hulpmiddelen:
robotstofzuiger, babyfoon of een schilmes met een verdikte handvat.

Slide 14 - Slide

Als je hulp bij het huishouden nodig hebt, kan je je naasten of professionele hulp inschakelen. Maar er zijn ook HDL-hulpmiddelen waarmee je bepaalde klussen wellicht zonder hulp van buitenaf kan uitvoeren.

voorbeeld van HDL-hulpmiddel is een
blikopener
Als je weinig of geen kracht hebt in je handen kan een blikopener een oplossing zijn.  We gaan nu een video kijken hoe die blikopener werkt. Als je geen geluid hoort, geeft het niet want het gaat erom dat je ziet hoe het werkt.


Casus: Bert vindt het moeilijk om zijn eigen huis op te ruimen. Hij kan zichzelf niet motiveren om zijn eigen huis opgeruimd en netjes te houden.
Wat ontbreekt er bij Bert?
A
Extrensieke motivatie
B
Een begeleider die hem helpt en ondersteunt
C
Een stoffer en blik
D
Intrinsieke motivatie

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hygiënisch schoonmaken?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

wat is hygiënisch schoonmaken?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

besmettingsgevaar

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Met wat voor schoonmaakmiddel verwijder je een hardnekkige vlek in de vloerbedekking
A
een onderhoudsmiddel
B
een desinfectiemiddel
C
een oplosmiddel
D
allesreiniger

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Met welk middel kun je kalkaanslag het best verwijderen
A
allesreiniger
B
chloorbleekmiddel
C
schoonmaakazijn
D
spiritus

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is ergonomisch werken
A
Handschoenen dragen
B
De stand van de dweil op de juiste hoogte instellen
C
Regelmatig handen wassen
D
niet praten over gevoelige informatie van clienten

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de beste afwasvolgorde?
A
Borden, glazen, groentepan, koekenpan
B
Borden, glazen, koekenpan, groentepan
C
Glazen, borden, groentepan, koekenpan
D
Glazen, borden, koekenpan, groentepan

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke drie schoonmaakwerkzaamheden horen bij een dagelijkse beurt?
A
Koelkast ontdooien, planten verzorgen, stof afnemen
B
Ramen zemen, stof afnemen, planten verzorgen
C
Opruimen, stof afnemen, vloer stofzuigen
D
Prullenbak legen, radiator schoonmaken, stofzuigen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Hoe werk je goed samen met de collega's van de schoonmaak?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoe vaak moet je een WC schoon maken, volgens de theorie in het boek?
A
Elke keer na gebruik
B
Dagelijks
C
1x per maand
D
1x per schrikkeljaar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Waar gaat het om als we het hebben over "schoonmaakfrequentie"?
A
Hoe vaak je schoonmaakt
B
Wat je gebruikt om schoon te maken
C
Het aantal keren dat je geen zin hebt om schoon te maken
D
De perfecte radiofrequentie voor muziek tijdens het schoonmaken

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

veiligheid van levensmiddelen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Hazard
Analysis
Critical
Controle
Points

Gevaren
Analyseren op 
Kritieke
Controle
Punten
HACCP

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Voedselveiligheid: HACCP
Haccp = Hazard Analysis and Critical Control Points.
  • Nederlands = gevarenanalyse van kritische beheerspunten.
  • Controle door Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
  • Voorbeelden kritische controlepunten (CCP's):
  1. Bewaarvoorschriften
  2. Afspraken over de temperatuur van voedingsmiddelen
  3. Persoonlijke hygiëne (o.a. handen wassen......)



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

bederf voorkomen
  • niet in zonlicht bewaren
  • niet te warm of te koud. (max kamertemperatuur)
  • verpakkingen goed sluiten
  • droge plaats bewaren
  • niet met de vingers in de potten gaan, gebruik spatels

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

De TGT datum betekent:
A
Tenminste geopend houdbaar tot.
B
Tenminste openen tot.
C
Te gebruiken tot.
D
Tenminste houdbaar tot.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

HACCP stickers

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

HACCP en hygiëne

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Basisregels hygienisch werken 
  • voorbereiding ( schone werkkleding, handen wassen, haren vast, kauwgom, sierraden)
  • spullen klaarzetten ( recept lezen, materialen/ ingrediënten verzamelen) 
  • tijdens het koken ( schoon werken/ opruimen/ juiste kleur snijplanken), dia volgende
  • afwassen ( zie volgende dia)

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les kan je
  • aangeven wat een woonzorgcentrum is
  • wat de basisregels hygienisch werken betekenen
  • wat de afkorting HACCP voor staat
  • wat een voedselvergiftiging/ voedselinfectie is
  • wat TGT en THT betekent
  • hoe je bederf kan tegengaan
TGT en THT

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Hoe zit het ook alweer met de wassymbolen?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Bij het wassen van wasgoed moet je rekening houden met de waterhardheid. welke opmerking over hard water is juist?
A
Met hard water wordt het wasgoed schoner
B
Bij hard water heb je meer wasmiddel nodig
C
Bij hard water heb je minder water nodig
D
Hard water bevat een kleine hoeveelheid kalk

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je het voorwasprogramma
A
wanneer wasgoed snel klaar moet zijn
B
wanneer wasgoed erg vuil is
C
wanneer de trommel helemaal vol zit
D
wanneer het wasmiddel volledig uit het wasgoed moet gaan

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions