MH2 passé composé avoir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bonjour!

Le programme d'aujourd'hui:

• vocabulaire
  
• grammaire: passé composé
• devoirs pour mercredi prochaine

Programme d'aujourd'hui

Écoute et répète

de eerste schooldag

vertellen

uitleggen

la rentrée

raconter

expliquer

In / naar Spanje

In / naar Engeland

In / naar Duitsland

In / naar Nederland

In / naar België

en Espagne

en Allemagne

en Angleterre

aux Pays-Bas

en Belgique

Écoute et répète

au Luxembourg

In / naar Luxemburg

passé composé

v.t.t.

Ik heb ontmoet

Ik heb gedanst

Ik heb gekocht

Ik heb gezien

Le passé composé

exemple néerlandais:

- Ik heb gegeten  

- hulpwerkwoord   + voltooid deelwoord

De passé composé dat zijn er twee!

Le verbe avoir

Le verbe avoir

• ik heb
• jij hebt
• hij / zij / men heeft
• wij hebben
• jullie hebben
• zij hebben 
• zij hebben (vr. mv)

• j'ai
• tu as
• il / elle / on a
• nous avons
• vous avez
• ils ont
• elles ont

hulpwerkwoord

En dan?

Heel ww - er + é
 

par exemple:

• manger 
• mang
• mangé

• Je krijgt dan:

• j'ai mangé
• tu as mangé
• il a mangé
• etc..

Passé composé (bloc H)

De passé composé bestaat uit 2!

Stappenplan

1. onderwerp + juiste vorm van avoir (ai, as, a, avons, avez, ont)

2. voltooid deelwoord (werkwoord -er + é)

Hoe maak je het voltooid deelwoord (stap 2)?

Neem het hele werkwoord op ER;

bijvoorbeeld:

1. parler, haal -ER eraf (parl) 
2. zet op de e een streepje naar rechts (parlé).
3. dit geldt voor ALLE werkwoorden op ER. 

Voltooid deelwoord

Na de juiste vorm van avoir komt altijd het voltooid deelwoord:

Voor regelmatige werkwoorden op -er, maak je die door -er van het werkwoord te halen en er een é voor in de plaats te zetten:

Voorbeeld: het werkwoord 'danser '

                     Stam : dans (er)

                     Dans + é = dansé (gedanst)

                     J'ai dansé = ik heb gedanst

De woordvolgorde

De woordvolgorde met een passé composé is:

onderwerp + werkwoorden + rest van de zin

3 bijzondere voltooid deelwoorden

avoir
être
faire

• j'ai eu
• j'ai été
• j'ai fait

• Hier, j'ai eu un cadeau. 
• L'année dernière j'ai été en Italie.
• Avant hier, j'ai fait mes devoirs.

Passé composé: onregelmatige werkwoorden

être

j'ai été = ik ben geweest

tu as été

il/ elle/ on a été

nous avons été

vous avez été

ils/elles ont été

avoir

j'ai eu = ik heb gehad

tu as eu

il/elle/ on a eu

nous avons eu

vous avez eu

ils/ elles ont eu

faire

j'ai fait = ik heb gedaan

tu as fait

il/elle/on a fait

nous avons fait

vous avez fait

ils/ elles ont fait

Onregelmatige vormen:
eu is het voltooid deelwoord van:

1. être
2. avoir
3. faire

Onregelmatige vormen:
fait is het voltooid deelwoord van:

1. être
2. avoir
3. faire

Onregelmatige vormen:
été is het voltooid deelwoord van:

1. être
2. avoir
3. faire

Onregelmatige ww'en

Voor de volgende werkwoorden is de passé composé onregelmatig:

1. être (zijn)

2. avoir (hebben)

3. faire (doen,maken)

	passé composé	vertaling
être	j'ai été	ik ben geweest
avoir	j'ai eu	ik heb gehad
faire	j'ai fait	ik heb gedaan/gemaakt

Verbuga.eu

• Oefen de werkwoorden via: www.verbuga.eu
  
• Tijden: passé composé
  
• Onregelmatige: avoir, être, faire
• > Bevestig
  

Au travail!

Faire: 

• Exercice 16ABCDE 17ABCE 18
• tout seul (en silence)
• utilise tes notes

Les devoirs

• finir les exercices
• apprendre: woordjes bron ABE (page 50)

hoe maak je de passé composé
van manger

Wat is de passé composé van 

 ik heb gegeten?

1. mange
2. mangé
3. j'ai mangé
4. tu as mangé

elle (chanter = zingen, passé composé)

passé composé

1. as chanté
2. chantait
3. a chanté
4. a chantée

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé

1. as mangé
2. a mangé
3. est mangé
4. es mangé

Passé composé

Persoonlijk vnw	avoir	voltooid dlw
J' (ik)	ai	parlé
Tu (jij)	as	parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)	a	parlé
nous (wij)	avons	parlé
Vous (jullie/u)	avez	parlé
Ils/elles (zij)	ont	parlé

Ik heb gepraat

passé composé 

hoe maak je de passé composé
van manger

Wat is de passé composé van 

manger, ik heb gegeten?

1. mange
2. mangé
3. j'ai mangé
4. tu as mangé

Passé composé=

1. j'ai regardé
2. je regardais
3. je regarde

ik ben geweest (passé composé)

1. je suis été
2. j'ai été
3. j'ai êtré
4. je suis êtré

Elles (aller = gaan, passé composé)

passé composé

1. sont allée
2. sont allé
3. sont allés
4. sont allées