BT1B 22 May 2025 Reading and dictionary

BT1B 22 May 2025
Reading Lesson 1 + 2 (including questions)
Dictionary use
Do worksheet












1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

BT1B 22 May 2025
Reading Lesson 1 + 2 (including questions)
Dictionary use
Do worksheet












Slide 1 - Slide

Reading practice

Slide 2 - Slide

Reading/ 
Dictionary
Goals:
I can explain reading strategies and use a dictionary

Slide 3 - Slide

Reading


Let's do Reading Lessons 1 & 2

Slide 4 - Slide

How to use a dictionary 

Slide 5 - Slide

Today's goals
  • Je weet (weer) hoe je woorden moet opzoeken in een woordenboek
  • Je weet hoe een woordenboek werkt
  • Je weet wanneer het een goed idee is om een woordenboek te gebruiken.

Slide 6 - Slide

Hoe 'lees' je een woordenboek 
  1. Het woord dat je opgezocht hebt.
  2. De uitspraak van het woord. 
  3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
  4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord.
  5. ~ vervangt het woord in dat je hebt opgezocht in de voorbeelden.
  6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je een woordenboek?
niet:
- voor elk onbekend woordje
- in elke zin
wel:
- als het nodig is om de vraag te begrijpen/ beantwoorden
- wanneer je anders een heel stuk niet begrijpt

Slide 8 - Slide

Welke woorden zoek je op?
Als je een woord tegenkomt dat je nog niet kent, maak eerst de zin af. Misschien kun je raden wat het betekent. 
Bedenk: Is het woord belangrijk voor het begrip van de zin?

Dictionary use costs time!



Slide 9 - Slide

Welke woorden staan NIET in het woordenboek?
Afleidingen van woorden, vervoegingen van werkwoorden en verkleinvormen worden lang niet altijd in de woordenlijst of woordenboeken genoemd.

Bijv. Ran, Secondly, Sleeping -> dan zoek je de stam van het woord op: run, second, sleep

Slide 10 - Slide

Hoe gebruik je een woordenboek? 
Tips:
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Let op welke vertaling (het best) past in de context.
  • Zoek naar de stam van het woord.

Slide 11 - Slide

Pronunciation
Pronunciation = uitspraak.  Dit staat vaak tussen /     / of [     ]. De uitspraak staat geschreven in het fonetisch alfabet.


Slide 12 - Slide

Worksheet
Assignment: 

Look up the words on the worksheet in your dictionary and write down the correct Dutch translation.

Slide 13 - Slide

Worksheet check

Let's check the assignment


Slide 14 - Slide