H7 les 2 - decimale getallen

H7 Decimale getallen.
les 2
1 / 46
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H7 Decimale getallen.
les 2

Slide 1 - Slide

Planning van de les
Terugblik
Lesdoel bespreken 
Instructie rekenen met decimale getallen
Zelfstandige verwerking 
Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je:
  1. Ik kan rekenen met kommagetallen.
  2. Ik kan een decimaal getal en een heel getal vermenigvuldigen en delen
  3. Ik kan een decimaal getal delen en vermenigvuldigen met 10, 100, 1000.

Slide 3 - Slide

Decimale getallen zijn kommagetallen.
Ieder getal achter de komma is
Bijvoorbeeld:   
Wat zijn decimale getallen?
1 decimaal
1,2 = heeft 1 decimaal
3,26= heeft 2 decimalen

Slide 4 - Slide

Hoeveel decimalen heeft het volgende getal?

5,001
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 5 - Quiz

< kleiner dan
> groter dan
= is gelijk aan
.......ongeveer
Even herhalen
Puntje wijst altijd naar het
kleinste getal

Slide 6 - Slide

Welk symbool hoort op de stippellijn?

25,2 ...... vijfentwintig komma vijf
A
>
B
<
C
=
D

Slide 7 - Quiz

0,1,2,3,4   afronden naar beneden
5,6,7,8,9 afronden naar boven
Even herhalen: afronden

Slide 8 - Slide

Rond af op een heel getal.

7,23

Slide 9 - Open question

Rond af op 1 decimaal.

7,754

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Reken uit.

23,01 + 5,1 =

Slide 12 - Open question

Reken uit.

12,75 - 5,3 =

Slide 13 - Open question

Decimale getallen 
vermenigvuldigen en delen

Stap 1: Je schrijft de som op.
Stap 2: Je haalt de komma weg.
Stap 3: Je rekent de som uit zonder komma.
Stap 4: Je zet de komma terug. (Daarbij kijk je naar het aantal getallen achter de komma in de som)
Stap 5: Controleer je antwoord.

Slide 14 - Slide

7 x 0,9 =
A
6,3
B
7,2
C
0,72
D
0,63

Slide 15 - Quiz

5,4 : 6 =
A
9
B
0,9
C
0,09
D
0,08

Slide 16 - Quiz

Vermenigvuldigen door 10, 100, 1000.

Slide 17 - Slide

1000 x 0,9 =
A
90
B
9
C
900
D
9000

Slide 18 - Quiz

100 x 0,04 =
A
4
B
40
C
400
D
4000

Slide 19 - Quiz

Delen door 10, 100, 1000.

Slide 20 - Slide

30 : 100 =
A
0,03
B
0,3
C
3
D
30

Slide 21 - Quiz

0,8 : 10 =
A
0,08
B
0,8
C
8
D
80

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
Hoe?
Zelfstandig 
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Vanaf blz. 133
Opdr.
20, 23, 25, 27, 29, 31, 32
Klaar?
- Mag je iets voor jezelf doen.
Zolang je niemand anders stoort. (Bijv. Op je laptop)

timer
15:00

Slide 23 - Slide

Afsluitende vraag
7,2 + 9,4 = 

125,02 - 16,2 =

Slide 24 - Slide

Einde les
Hieronder volgen checkmomenten / extra opdrachten om te oefenen. 

Slide 25 - Slide

Welk symbool hoort op de stippellijn?

5,32 ...... 5,321
A
>
B
<
C
=
D

Slide 26 - Quiz

Welk symbool hoort op de stippellijn?

negenendertig ...... 39
A
>
B
<
C
=
D

Slide 27 - Quiz

Welk symbool hoort op de stippellijn?

54,01 ...... 54,11
A
>
B
<
C
=
D

Slide 28 - Quiz

Welk symbool hoort op de stippellijn?

6,92 ...... 9,62
A
>
B
<
C
=
D

Slide 29 - Quiz

Welk symbool hoort op de stippellijn?

5,211 ...... 2,15
A
>
B
<
C
=
D

Slide 30 - Quiz

Hoeveel decimalen heeft het volgende getal?

8,1
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 31 - Quiz

Hoeveel decimalen heeft het volgende getal?

25,019
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 32 - Quiz

Hoeveel decimalen heeft het volgende getal?

214,03
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 33 - Quiz

Hoeveel decimalen heeft het volgende getal?

9
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 34 - Quiz

Rond af op een heel getal.

7,22

Slide 35 - Open question

Rond af op een heel getal.

92,61

Slide 36 - Open question

Rond af op 1 decimaal.

90,27

Slide 37 - Open question

Rond af op 1 decimaal.

12,9008

Slide 38 - Open question

Reken uit.

2,7 + 9,4 =

Slide 39 - Open question

Reken uit.

0,2 + 5,67 =

Slide 40 - Open question

Reken uit.

6,75 - 1,22 =

Slide 41 - Open question

Reken uit.

34,66 - 17,3 =

Slide 42 - Open question

Reken uit.

50 + 12,7 =

Slide 43 - Open question

Reken uit.

210,7 - 81,2 =

Slide 44 - Open question

Reken uit.

129,4 + 33,5 =

Slide 45 - Open question

Reken uit.

25,02 - 6,2 =

Slide 46 - Open question