Present Perfect

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesson goals
  • You know when to use the present perfect.
  • You know how to form the present perfect.

Slide 2 - Slide

De present perfect
  • Gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
  • Gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt

Slide 3 - Slide

Present perfect
Iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.


Slide 4 - Slide

Present perfect
Iets dat in het verleden is gebeurd en waarvan je nu het resultaat merkt. 
My car has broken down.
I need to walk now. 

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 6 - Slide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 7 - Slide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 8 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
Onderwerp
Have/has
Voltooid deel-woord
Rest van de zin
I
have
walked
to school.
You 
have 
broken 
your leg.
He/She/It
has
eaten
too much.
They
have
been
on holiday.
We 
have
seen
a ghost. 

Slide 9 - Slide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 10 - Drag question

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 11 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 12 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 13 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

He ......................... (play) for ten years now.


A
have played
B
has played

Slide 16 - Quiz

I ........................(work) very hard and therefore I am very tired now.
A
has worked
B
have worked

Slide 17 - Quiz

SIGNAALWOORDEN
  • FOR 
  • YET 
  • NEVER
  • EVER 
  • JUST
  • ALWAYS 
  • SINCE 
  • So
  • Still 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Scan de QR code en maak de opdrachten

Slide 20 - Slide

Alice lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 21 - Quiz

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 22 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 23 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 24 - Quiz

Succes!

Slide 25 - Slide