2021_01_13 4.5 2 (3h)

Hoofdstuk 4 paragraaf 5 
leerdoel
Je leert hoe balansmutaties werken

Log in via lessonup.app met je normale voornaam
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 paragraaf 5 
leerdoel
Je leert hoe balansmutaties werken

Log in via lessonup.app met je normale voornaam

Slide 1 - Slide

Programma
Log in via lessonup.app met je mobiel en gebruik je voornaam
Huiswerkcontrole en bespreken
Uitleg 4.5
Quiz
Huiswerk

Slide 2 - Slide

Maak een foto van opgave 1 die je hebt gemaakt in je schrift en plaats deze hieronder:

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Balansmutaties 4.5
Veranderingen van balansposten

Slide 5 - Slide

De balans moet in balans blijven
Een verandering van een balanspost heeft gevolgen
  • Een balanspost aan de debet kant daalt en de balanspost aan de credit kant daalt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • Een balanspost aan de credit kant stijgt en de balanspost aan de debet kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.




Slide 6 - Slide

2
A = dalen; B = daalt; C = dalen; D = daalt; E = dalen; F = blijft gelijk.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt cash.





Verandering activa €0 en verandering passiva €0
 
 
 

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt op een later moment. (Ze koopt op rekening)




Verandering activa €1.000,- en verandering passiva €1.000,-

 
 
 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,-. Ze betaalt cash  €250,- en koopt de rest op rekening. 
 



Verandering activa +€750 en verandering passiva +€750
 
 

Slide 10 - Slide

Quiz
Log in via lessonup.app
Gebruik je normale voornaam
9 vragen

Slide 11 - Slide

Opdracht 1
De eerste opdracht: 
Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.

Slide 12 - Slide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 13 - Drag question

Opdracht 2
Sleep de verschillende balansposten naar de juiste categorie.

Slide 14 - Slide

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 15 - Drag question

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 16 - Quiz

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 17 - Quiz

Wat is eigen vermogen?
Geef de betekenis.

Slide 18 - Open question

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 19 - Quiz

Hoe ziet dit eruit?
Verschil tussen verkoop en inkoop = brutowinst
Dit komt terecht in het eigen vermogen.

Slide 20 - Slide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 21 - Quiz

Hoe ziet dit eruit?
Betaling dus bank daalt.
Crediteuren (schuld) daalt, want er wordt afgelost.

Slide 22 - Slide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 23 - Quiz

Hoe ziet dit eruit?
Betaling via kas, dus kas daalt.
Er wordt voorraad gekocht, dus voorraad stijgt. 

Slide 24 - Slide

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaald per kas diverse kosten €2.200.
A
Kas -€2.200 Eigen vermogen -€2.200
B
Kas -€2.200 Kosten +€2.200
C
Kas -€2.200 Vreemd vermogen +€2.200
D
Kas +€2.200 Kosten -€2.200

Slide 25 - Quiz

Hoe ziet dit eruit?
Kosten betaald per bank, dus kas daalt.
Opbrengsten en kosten komen in het eigen vermogen terecht. Bij kosten, daalt het eigen vermogen.

Slide 26 - Slide

2a
A = 679.000; B = winst; C = 76.000; D = Totale opbrengsten; 
E = 755.000

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Huiswerk
Maak opgave 2 van paragraaf 4.5
Op pagina 117.

Bekijk het volgende filmpje op je telefoon. 
Einde les.


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Huiswerk
Maak opgave 2 van paragraaf 4.5
Op pagina 117.



timer
12:00

Slide 31 - Slide

SO
Volgende les een SO over hoofdstuk 4 paragraaf 1 t/m 3.

Slide 32 - Slide

Einde les

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link