Proza h4 1.11 - Toetsvoorbereiding literatuur 21/22

Proza
Geschreven tekst in gewone taal
Proza
1.11 Laatste les voor de toets
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Proza
Geschreven tekst in gewone taal
Proza
1.11 Laatste les voor de toets

Slide 1 - Slide

Vandaag 
  • Lekker lezen
  • Terugblik: belangrijkste begrippen passeren --> formatief
  • Aan de slag met TB/WB Kern:
    - verhaal dat je nog niet gedaan hebt
    - nakijken gemaakt werk en vragen stellen
    - begrippen leren/TB lezen/bestuderen
    - aan de slag met een (andere) proeftoets

Slide 2 - Slide

Lezen in je boek of de korte verhalen in Kern TB vanaf pag. 163
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Een roman is een...
A
lang romantisch fictief verhaal
B
lang boekvullend fictief verhaal

Slide 4 - Quiz

Een subjectief perspectief is een betrouwbaar perspectief
A
Waar
B
Onwaar

Slide 5 - Quiz

Het alwetend perspectief is het meest betrouwbare perspectief.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 6 - Quiz


Welk perspectief is meer betrouwbaar? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
belevend ik
B
vertellend ik
C
personale verteller
D
meervoudig personaal perspectief

Slide 7 - Quiz

Een beetje koud heb ik het. Een kop hete thee zou mij goed doen. Ik loop de keuken in en draai het gas aan. De ketel, waar is de ketel. ‘Ketel,’ zegt ik, ‘ketel,’ maar het ding is nergens, ook niet in een van de keukenkastjes. Misschien binnen. Vera gebruikt hem wel eens om de planten water te geven. Ook niet. Ik doe de deur van de provisiekast open, maar hoe ik ook zoek achter borden en glazen, nergens kan ik een Kwatta-reepje vinden. En er liggen ook geen perendrups of zuurballen. Misschien is ze boodschappen doen. Ik ga achter de piano zitten en druk eerst het oefenpedaal in voor ik begin te spelen. 
’…Er komt iemand aan. William, zie je wel. Waar is Kiss? Hij heeft Kiss niet bij zich.’ 
‘Maarten, onthoud nu eens en voorgoed: Kiss is dood. Allang. Dus begin alsjeblieft niet weer tegen William over die hond. Ik ben al dolblij dat hij ons met dat kapotte raam wil helpen.’ 
William is een beste jongen. Een beetje stilletjes, maar als je hem een pilsje of twee geeft komt hij wel los.’ 
‘We hebben geen pils.’ 
‘Dan zet ik thee. Dat is waar ook. Heb jij de ketel ergens gezien?’ 
‘Ik zet zelf wel thee straks.’ 
‘Ik kon de ketel niet vinden.’ 
‘Die staat waar hij altijd staat, op de aanrecht voor het raam.’
Terwijl Vera opendoet loop ik naar de keuken. Daar staat de ketel. Zeker overheen gekeken straks. Het ruikt hier trouwens naar gas. Ik controleer de emaille knoppen van het fornuis maar ze staan alle vier op nul. Misschien zit er ergens een lek in de leiding. Dat is gevaarlijk. Daar moet een monteur bij geroepen. Ik loop de kamer in. 

‘ Hé William,’ zeg ik. William zit gehurkt voor een kapotte ruit en trekt voorzichtig een grote puntige glasscherf uit een sponning. ‘Gezellig dat je even langskomt. Heb je Kiss niet meegenomen?’ William reageert niet. Zoals gewoonlijk. Straks gooien we er een paar pilsjes in en dan komen de verhalen los. Dat zul je zien. 

 

Slide 8 - Slide

Fragment uit Hersenschimmen van J.Bernlef

Terwijl je het fragment leest denk je na over de volgende vragen 
  1. Is het perspectief in dit fragment betrouwbaar?
  2. Waarom wel/niet? 
  3. Wat is er - denk je - met het personage aan de hand?

Slide 9 - Slide

Kent Hersenschimmen een betrouwbaar perspectief?
A
Ja
B
Nee
C
Deel betrouwbaar en een deel onbetrouwbaar

Slide 10 - Quiz

Een beetje koud heb ik het. Een kop hete thee zou mij goed doen. Ik loop de keuken in en draai het gas aan. De ketel, waar is de ketel. ‘Ketel,’ zegt ik, ‘ketel,’ maar het ding is nergens, ook niet in een van de keukenkastjes. Misschien binnen. Vera gebruikt hem wel eens om de planten water te geven. Ook niet. Ik doe de deur van de provisiekast open, maar hoe ik ook zoek achter borden en glazen, nergens kan ik een Kwatta-reepje vinden. En er liggen ook geen perendrups of zuurballen. Misschien is ze boodschappen doen. Ik ga achter de piano zitten en druk eerst het oefenpedaal in voor ik begin te spelen. 
’…Er komt iemand aan. William, zie je wel. Waar is Kiss? Hij heeft Kiss niet bij zich.’ 
‘Maarten, onthoud nu eens en voorgoed: Kiss is dood. Allang. Dus begin alsjeblieft niet weer tegen William over die hond. Ik ben al dolblij dat hij ons met dat kapotte raam wil helpen.’ 
William is een beste jongen. Een beetje stilletjes, maar als je hem een pilsje of twee geeft komt hij wel los.’ 
‘We hebben geen pils.’ 
‘Dan zet ik thee. Dat is waar ook. Heb jij de ketel ergens gezien?’ 
‘Ik zet zelf wel thee straks.’ 
‘Ik kon de ketel niet vinden.’ 
‘Die staat waar hij altijd staat, op de aanrecht voor het raam.’
Terwijl Vera opendoet loop ik naar de keuken. Daar staat de ketel. Zeker overheen gekeken straks. Het ruikt hier trouwens naar gas. Ik controleer de emaille knoppen van het fornuis maar ze staan alle vier op nul. Misschien zit er ergens een lek in de leiding. Dat is gevaarlijk. Daar moet een monteur bij geroepen. Ik loop de kamer in. 

‘ Hé William,’ zeg ik. William zit gehurkt voor een kapotte ruit en trekt voorzichtig een grote puntige glasscherf uit een sponning. ‘Gezellig dat je even langskomt. Heb je Kiss niet meegenomen?’ William reageert niet. Zoals gewoonlijk. Straks gooien we er een paar pilsjes in en dan komen de verhalen los. Dat zul je zien. 

 

Slide 11 - Slide

Hoe beschrijf je het perspectief in een roman? 
Je geeft antwoord op de volgende vragen:
  1. Wie vertelt het verhaal?
  2. Zijn er nog andere vertellers?
  3. Is het perspectief betrouwbaar? Waarom wel/niet?
  4. Waarom vertelt de schrijver het verhaal vanuit dit perspectief?
  5. Je gebruikt citaten (rg nrs) uit het boek/verhaal om aan te tonen hoe het in elkaar zit.

Slide 12 - Slide

Wat is het waar? Autofictie en een autobiografie...
A
...zijn allebei gebaseerd op waargebeurde verhalen
B
... zijn allebei beschrijvingen van het leven van de auteur
C
... zijn allebei geschreven vanuit het ik-perspectief en die 'ik' is de auteur.
D
... zijn allebei fictieverhalen.

Slide 13 - Quiz

De tijd die voorbijgaat in de verhaalwerkelijkheid wordt de ..... genoemd.
A
verteltijd
B
vertelde tijd
C
verhaaltijd
D
leestijd

Slide 14 - Quiz

De historische tijd is de tijd waarin het verhaal zich afspeelt
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms
D
Alleen als het een historische roman is.

Slide 15 - Quiz

De verteltijd in een verhaal is:
A
de tijd die in een verhaal verstrijkt
B
de tijd die je erover doet om het verhaal te lezen
C
het aantal regels/bladzijdes
D
hetzelfde als de vertelde tijd

Slide 16 - Quiz

Als er een stuk tijd in het verhaal wordt overgeslagen noem je dat een...
A
Tijdsprong
B
Tijdversnelling
C
Tijdvertraging
D
Witregel

Slide 17 - Quiz

Als een lang verhaal over een korte tijd gaat dan...
A
Is het verteltempo 'hoog'
B
Is het verteltempo 'normaal'
C
Is het verteltempo 'traag'
D
Dan is er sprake van een tijdsprong.

Slide 18 - Quiz

Als een korte stukje tekst over een lange tijd gaat dan...
A
Is het verteltempo 'hoog'
B
Is het verteltempo 'normaal'
C
Is het verteltempo 'traag'
D
Dan is er sprake van een tijdsprong.

Slide 19 - Quiz

De plaats en tijd van een verhaal hebben invloed op...
A
ruimte en spanning
B
sfeer en ruimte
C
geluid en spanning
D
hoofdpersoon en geluid

Slide 20 - Quiz

Onder 'ruimte' in een verhaal verstaan we:
A
De inrichting van een huis, kamer, gebouw
B
Zo'n beetje alles: een stad, een kleine kamer, het weer, politieke situatie, wat je ziet/ruikt/hoort...
C
De bewegingsvrijheid van de personages
D
Het tempo waarin het verhaal verteld wordt

Slide 21 - Quiz

Setting of ruimte bestaat uit:
Hoofdpersonen
Bijpersonen
Weer
Plek
Historische tijd
Schrijfstijl
Vertelde tijd
Vertelperspectief

Slide 22 - Drag question

TIJD
RUIMTE
PERSPECTIEF
PERSONAGES
auctoriaal
antiheld
vooruitwijzing
held
symbolisch
meervoudig
chronologie
ik
flashback
versnelling
round
vertraging
flat
type
personaal
(on)betrouwbaar

Slide 23 - Drag question

Wat is een open plek?

Slide 24 - Open question

Wat is een vooruitwijzing?
A
Verhalen worden verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn.
B
Dit is een mededeling over/anticipatie op iets wat later in het verhaal zal gebeuren.
C
Vanuit het 'heden' springt het verhaal vooruit in de tijd.
D
Een personage verwijst naar iets wat eerder gebeurde.

Slide 25 - Quiz

Welk concreet motief heb je gevonden in de tekst 'Het satanies geheugen' van L.H. Wiener?

Slide 26 - Open question

Op welke manier kan de ruimte iets zeggen over een personage (geef een voorbeeld)

Slide 27 - Open question

Een telkens terugkerende rode auto is een:
A
abstract motief
B
concreet motief

Slide 28 - Quiz

Een telkens terugkerend gevoel is een:
A
abstract motief
B
concreet motief

Slide 29 - Quiz

Einde formatief deel
--> Had je alles goed? Top! Je bent al heel ver met voorbereiden voor de toets. Oefen nog een verhaal en zorg dat je de begrippen blijft herhalen. 
--> Had je toch wel wat fout? Ga nog even aan de slag, dit is nog makkelijk bij te schaven. Oefen wat verhalen, kijk de opdrachten in je WB na en leer de begrippen nog een goed!
--> Had je geen idee waar dit over ging? Dan zul je nog flink aan de bak moeten om een voldoende op de toets te halen. Kijk op classroom, zorg dat je de begrippen leert, kijk je huiswerk in het WB na en zorg dat je gaat oefenen met een proeftoets (ook op classroom). 

Slide 30 - Slide

Toetsvoorbereiding
1. Leren! --> begrippenlijst literatuur op classroom: 
- Weten wat het begrip  inhoudt (definities/omschrijvingen)
- Kunnen toepassen in de analyse van een verhaal. 
Leer ze zoals jij wilt: maak aantekeningen, maak flashcards, maak een quizlet... 
2. Extra uitleg -->  als de definities niet altijd duidelijk zijn voor je: 
- bekijk de powerpoint Ned H4 proza - literaire begrippen (op classroom) --> hier staan de begrippen nogmaals uitgelegd met voorbeelden.
- lees het document overzicht literaire begrippen (op classroom). Van vier belangrijke verhaalelementen vind je daar uitgebreidere omschrijvingen en uitleg.
3. Oefenen! --> werkboek Kern en proeftoetsen op classroom. 
- breng je kennis in praktijk: hoe goed kun jij nu een verhaal analyseren. Gebruik je gezonde verstand, maar ook zeker alle kennis die je hebt opgedaan in de lessen en tijdens het leren. 

Slide 31 - Slide