Paragraaf 6, les 3

Tekstverbanden en  Signaalwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekstverbanden en  Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden.
Wat zijn signaalwoorden?

Waarom staan deze in een tekst?

Slide 2 - Slide

Wat is een signaalwoord?

• Verbindingswoorden 

•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s.

Slide 3 - Slide

Functie- of signaalwoorden:
De functie van een tekstgedeelte kun je soms herkennen aan een signaalwoord:

Zo => voorbeeld
Dus => conclusie
Kortom => samenvatting


Slide 4 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Voor een voetbalwedstrijd heb je behalve voetbalschoenen, ........... scheenbeschermers en sportkleding nodig.

Welk verband is dit?

A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 5 - Quiz

Tegenstellend
maar, echter, toch, doch, niettemin, daarentegen, juist (niet), alhoewel, desondanks, enerzijds… anderzijds…, in tegenstelling tot, 

Slide 6 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
Een appel is ................................ tot een banaan rond.

Welk verband is dit?

A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
Jij wilt graag autorijden, .......................... je bent nog niet oud genoeg.

Welk verband is dit?

A
maar
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 8 - Quiz

Uitleggend/voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij 

Slide 9 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Elke leerling heeft een eigen muzieksmaak, .... je vaak in gesprekken kunt horen.
(voorbeeld - uitleg/toelichting)
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 10 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin: Iedereen gaat anders met geld om, ....... koopt de een vaak kleding, een ander wil sparen voor het rijbewijs.
Welk verband is dit?
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zo

Slide 11 - Quiz

reden

omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens,
aangezien, daarom 

Slide 12 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.

Welk verband is dit?
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 13 - Quiz

oorzaak - gevolg
doordat, hierdoor, met als gevolg

Slide 14 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: (oorzaak) De wekker ging niet af, .... heeft hij zich verslapen.

Welk verband is dit?
A
omdat
B
hierdoor
C
want
D
immers

Slide 15 - Quiz

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 16 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: ..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaal-woorden zijn.

Welk verband is dit?
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 17 - Quiz