Welk signaalwoord past in de zin: Een appel is ................................ tot een banaan rond.
Welk verband is dit?
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 7 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: Jij wilt graag autorijden, .......................... je bent nog niet oud genoeg.
Welk verband is dit?
A
maar
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 8 - Quiz
Uitleggend/voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij
Slide 9 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Elke leerling heeft een eigen muzieksmaak, .... je vaak in gesprekken kunt horen. (voorbeeld - uitleg/toelichting)
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals
Slide 10 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: Iedereen gaat anders met geld om, ....... koopt de een vaak kleding, een ander wil sparen voor het rijbewijs. Welk verband is dit?
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zo
Slide 11 - Quiz
reden
omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens,
aangezien, daarom
Slide 12 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
Welk verband is dit?
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers
Slide 13 - Quiz
oorzaak - gevolg
doordat, hierdoor, met als gevolg
Slide 14 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: (oorzaak) De wekker ging niet af, .... heeft hij zich verslapen.
Welk verband is dit?
A
omdat
B
hierdoor
C
want
D
immers
Slide 15 - Quiz
Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat
Slide 16 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: ..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaal-woorden zijn.