Beeldspraak - vergelijking/metafoor/personificatie/metonymia

Lezen in je boek
Als je geen boek hebt, steek je je hand op.
timer
10:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lezen in je boek
Als je geen boek hebt, steek je je hand op.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Voorbeelden?
Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 3 - Slide

Beeldspraak
Wanneer je iets zegt dat je niet letterlijk maar figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Slide 4 - Slide

Beeldspraak
  1. Vergelijking
  2. Metafoor
  3. Personificatie
  4. Metoniem

Slide 5 - Slide

Beeldspraak
  1. Vergelijking: Die man (object) is zo snel als de bliksem(beeld).
  2. Metafoor: De bliksemschicht (beeld) vestigde een nieuw wereldrecord. (Object: snelle man/Usain Bolt niet genoemd)
  3. Personificatie: De toekomst lacht hem tegemoet.
  4. Metoniem: Oranje heeft eindelijk weer wat sterspelers

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Beeldspraak

 

vergelijking - metafoor - personificatie - metonymia

Slide 8 - Slide

Geef voorbeelden van beeldspraak:
vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia
vergelijking 
1
metafoor
2
personificatie 
3
Metonymia
4

Slide 9 - Mind map

'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymia
C
metafoor
D
personificatie

Slide 10 - Quiz

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymia
C
metafoor
D
personificatie

Slide 11 - Quiz

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymia
D
vergelijking

Slide 12 - Quiz

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 13 - Quiz

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 16 - Quiz

0

Slide 17 - Video

en ondertussen dan nog die hete aardappel van een referendum voor zich uitschuiven...
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 18 - Quiz

0

Slide 19 - Video

...de man die het aan zijn xenofobische laars lapt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 20 - Quiz

0

Slide 21 - Video

Laten we geen wolk van pessimisme over Nederland trekken.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 22 - Quiz

0

Slide 23 - Video

Dans metaforen, dans!
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 24 - Quiz

Noem iets wat je leuk vond, twee dingen die je hebt geleerd of onthouden en iets wat je nog wilt weten. 

Slide 25 - Mind map

Onze taal verandert!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

  • Maken minilesje (20 min)
  • Bereid met je groepje een minilesje voor over het subthema dat je aan de rest van de klas gaat geven. (Geef je les eventueel een passende naam)
  • Je mag het lesje geven met een digitale presentatie (bijv Powerpoint), aan de hand van een poster of op een andere manier die jullie handig vinden om de leerstof over te brengen.
  • Het lesje duurt 4 tot 5 minuten

  • Het lesje bevat een interactief onderdeel. Dat wil zeggen: een onderdeel waarbij jullie klasgenoten actief iets moeten doen, zoals een quizje of een poll/onderzoekje.

  • Je krijgt een tekst met vragen erbij als basis voor je les. Je mag de informatie uitbreiden 
  • Denk aan de structuur: inleiding – kern - slot 

Slide 28 - Slide

Maak een minilesje voor de klas
Jullie worden in groepjes van 4 personen expert op een subthema 
binnen het overkoepelende thema: 
Veranderende taal - Praat Nederlands met me

Slide 29 - Slide