ASS (basisinfo)

Autismespectrumstoornis
MZ
1 / 42
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Autismespectrumstoornis
MZ

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Autisme spectrum stoornis
= ASS
  • Onder deze paraplu vallen de stoornissen in het informatieverwerkingssysteem van de hersenen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vormen van autisme (wordt nu niet meer gebruikt)
  • Autisme Spectrum Stoornis (ASS)  > DSM 5 worden PDDNOS, klassieke en asperger samengevoegd

  • Klassiek Autisme  (moeite met communicatie, hyper, somber, dwangmatig, ongeremd gedrag)

  • de stoornis van Asperger  (normale tot hoge intelligentie, emoties, uitdrukkingen)

  • PDD-NOS ''Pervasief'' (Problemen op verschillende ontwikkelingsgebieden. sociale, emotionele communicatieve problemen)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions


In de DSM 5 staan niet meer verschillende soorten autisme (bijv. klassiek autisme, syndroom v. Asperger of autisme door het syndroom van Rett), maar valt alles onder de ‘autismespectrumstoornissen’
Binnen de diagnose ASS wordt wel onderscheid gemaakt in ernst: 
Graad 1 (enige ondersteuning nodig); 
Graad 2 (wezenlijke ondersteuning nodig);  
Graad 3 (intensieve ondersteuning nodig)
Ook wordt onderscheid gemaakt op basis van de aan-/afwezigheid van: 
 - een intellectuele stoornis          
 - een taalstoornis
 - een medische of genetische afwijkingen of omgevingsfactor 
 - een andere ontwikkelings-, mentale of gedragsstoornis  
- acathesie of catatonie (motorisch overmatig doelloos bewegen of onbeweeglijkheid 
ASS in de DSM5

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  • A Blijvende tekorten in sociale communicatie en interactie in allerlei situatie, niet door een ontwikkelingsachterstand.
  • B Door herhaling gekenmerkte gedragspatronen, beperkte interesses en beperkte activiteiten; in allerlei situaties.
  • C Verschijnselen zijn aanwezig vanaf de vroegste kindertijd (maar worden soms pas later onderkend)
  • D Verschijnselen veroorzaken klinisch relevante verstoring van het huidige functioneren in sociale of op andere belangrijke gebieden.
  • E De stoornissen worden niet beter verklaard uit een intelligentiestoornis of globale ontwikkelingsachterstand en de sociale communicatie is minder dan past bij het cognitieve niveau.

5 criteria voor diagnose ASS

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Criterium A
Blijvende tekorten in sociale communicatie en interactie, die niet verklaard kunnen worden door ontwikkelingsachterstand, en die in allerlei situaties blijken, te weten:
- tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid
- tekorten in het voor sociale omgang gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag
- tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Criterium B
Door herhaling gekenmerkte gedragspatronen, beperkte interesses en beperkte activiteiten; in allerlei situaties, blijkend uit minimaal twee van de volgende vier gedragskenmerken:
- herhaling en stereotypie in motorisch gedrag, spreken en/ of gebruik van voorwerpen.
- overmatig en star vasthouden aan routines en/of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag.
- zeer beperkte, gefixeerde belangstellingen.
- over- of onderreageren op zintuiglijke waarnemingen of ongewone aandacht voor zintuiglijk waarneembare aspecten van de omgeving.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Communicatie en autisme

Iemand met autisme communiceert op een andere manier. 

Hij maakt anders contact, gebruikt woorden en taal op een unieke manier en begrijpt soms niet wat jij bedoelt. 

De oorzaak hiervan ligt in de andere manier van informatieverwerking

Iemand met autisme neemt de wereld waar als losse brokjes informatie, zonder verbanden

Ook kan hij zich niet inleven in de innerlijke wereld van anderen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Communicatie bij spanning en overprikkeling

Als iemand met autisme gespannen of overprikkeld is, kan hij 
Zijn hoofd zit vol, hij is alleen nog bezig met overleven. 

Duidelijkheid, korte boodschappen en directe instructies bieden rust en houvast. 

Emotioneel geladen boodschappen maken de innerlijke onrust en verwarring groter. 

David komt overprikkeld van school. Zijn moeder zegt: ‘Hang je jas aan de kapstok. Pak je koptelefoon en ga muziek luisteren.’ David weet wat er van hem verwacht wordt, doet dit en komt tot rust. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Begrijpen van een boodschap

Mensen met autisme begrijpen verbale en non-verbale boodschappen soms niet of anders dan bedoeld. 
‘Jij bent een lekker ding!’         Wat smaakt er lekker aan hem? 
Door het missen van de context, neemt hij de boodschap letterlijk op. 
‘Gaan met die banaan!’
Het begrijpen van een boodschap of instructie kost mensen met autisme extra verwerkingstijd. 
  • Puzzelen wat er bedoeld wordt. 
  • Geen onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, 

Boodschap opdelen in stapjes
Visuele ondersteuning (lijstjes of pictogrammen)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Taalgebruik

Sommigen lijken een heel uitgebreide woordenschat te hebben. 
Toch weten ze niet altijd wat er bedoeld wordt met de woorden die ze gebruiken. 
Echolalie: napraten zonder de betekenis van een woord goed te begrijpen (papegaaien)

Verwijzen naar een detail of deelaspect.

juffrouw Staartje, omdat ze haar haren altijd in een staartje draagt.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat niet gezegd wordt, is er niet

Vaak pikken mensen met autisme geen informatie op die niet gezegd wordt. 
Letterlijke boodschap, zonder de intentie erachter. 
 

Bas was aan het vertellen tegen zijn begeleider. Hij bleef doorgaan, ook al had de begeleider al meermalen non-verbaal aangegeven dat hij wilde afronden. Toen zei de begeleider dat het al laat werd. Bas keek hem aan en vertelde verder. Hij begreep niet dat de begeleider het gesprek wilde afronden. De begeleider had beter letterlijk kunnen zeggen: 

Bas, over vijf minuten stoppen we met het gesprek. Volgende week kom je op vrijdag hiernaartoe. Dan praten we verder.’


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van autisme

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Autisme-spectrumstoornissen
Hieronder staan 4 groepen kenmerken die passen bij ASS. Geef bij iedere groep minimaal 2 concrete voorbeelden. Bijv. 'symbolen niet begrijpen' bij 'weinig verbeeldingsvermogen'.

1) Relatie- en contactstoornis          
2) Communicatiestoornis 
3) Afwijkingen in gedrag en spel     
4) Weinig verbeeldingsvermogen 


Opdracht 1

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Autisme-spectrumstoornissen

Wat houden de volgende afwijkingen in?
- Verstoring in de 'Theory of Mind'
- Gebrek aan 'Centrale coherentie'
- Verstoorde prikkelverwerking (onder- en overprikkeling)
Opdracht 2

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Kenmerken autisme
Vrouwen
Mannen
Beiden
Sociale contacten en vrienschappen zijn vaker aanwezig dan bij mannen met ASS
Minder sociale contacten en vriendschappen
Beperkingen op sociaal en communicatief gebied 
Sociaal contact kost veel energie
Doen minder moeite voor sociale contacten
Aanwezigheid stereotype patronen en belangstelling
Verschillende sociale rollen (werknemer, moeder, echtgenoot) kost veel energie
Minder sociale rollen (vader, werk)
Overbelasting 
kans op burn-out
Comorbiditeit komt vaker voor zoals eetstoornissen, angsten en depressie 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Autisme-spectrumstoornissen
1. Hoe vaak komt ASS voor? (Bijv. bij [...] procent van de mensen of bij 1 op de [...] mensen)

2. Wat zijn de oorzaken en/of risicofactoren bij ASS? 
- Spelen genen een rol?
- Hebben omstandigheden in de baarmoeder of problemen rond de geboorte invloed?
- Klopt het dat ASS (deels) veroorzaakt wordt door een gebrek aan liefde en aandacht in de eerste levensjaren?
Opdracht 3

Slide 27 - Slide

Lange tijd werd gedacht dat het risico op het ontwikkelen van ASS grotendeels genetisch bepaald is. Recentere studies laten een complexer beeld zien, waarbij autisme voor 50-91 procent te verklaren zou zijn op basis van genetische factoren. 
Bij de meeste mensen ligt de oorzaak waarschijnlijk in een (unieke) combinatie van genen en omgevingsfactoren, die elkaar wederzijds beïnvloeden. 

Omgevingsfactoren
Er zijn vooral aanwijzingen dat verschillende risicofactoren tijdens de zwangerschap, rond en na de geboorte van het kind van invloed zouden kunnen zijn bij het ontstaan van autisme.

Hogere leeftijd van de ouders bij de geboorte samenhangt met een verhoogd risico op ASS bij hun kind.

Er zijn aanwijzingen dat moeders met diabetes of obesitas een grotere kans hebben een kind met autisme te krijgen. Verschillende studies vinden een relatie tussen infecties bij de moeder tijdens de zwangerschap en ASS bij het kind. (o.a. rubella-infectie, mazelen, bof, cytomegalovirus en bacteriële infecties)
Weinig aanwijzingen voor een relatie tussen griep tijdens de zwangerschap en de kans op ASS bij het kind. Wel lijkt koorts tijdens de zwangerschap verband te houden met een verhoogde kans op ASS bij het kind. Dit effect lijkt te kunnen worden voorkomen door medicijnen die de koorts onderdrukken.

Sterke aanwijzingen dat extreme vroeggeboorte of een erg laag geboortegewicht een risicofactor vormt voor het krijgen van een kind met autisme. Dit geldt ook voor complicaties tijdens de bevalling die leiden tot zuurstoftekort in de hersenen van de baby.

Toxische stoffen
Beperkte aanwijzingen zijn voor een verband tussen ASS en blootstelling aan giftige stoffen, zoals zware metalen en pesticiden. Een onderzoek bij tweelingen waarvan één van de twee autisme had en de ander niet, vond meer lood in de melktanden van de persoon met autisme, dan bij hun tweelingbroer of -zus zonder autisme.
Ook werd er een verband gevonden tussen blootstelling van moeders aan insecticiden in de vroege zwangerschap en het risico op autisme bij hun kind. Ook is er mogelijk een verband tussen luchtverontreiniging door verkeer tijdens de zwangerschap en ASS bij kinderen, maar onderzoek is niet eenduidig hierover.

Verschillende studies vonden dat het gebruik van foliumzuur tijdens de zwangerschap samenhangt met een kleinere kans op ASS bij het kind. Dergelijke resultaten werden ook gevonden voor het slikken van multivitaminen tijdens de vroege zwangerschap.

Geen verband met de BMR-vaccinatie


https://www.nji.nl/autisme/oorzaken-en-risicofactoren

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Autisme-spectrumstoornissen

Wat is de relatie tussen ASS en intelligentie (IQ)?
- Komt verstandelijke beperking bij mensen met ASS vaker voor dan bij mensen zonder ASS?
- Komt hoogbegaafdheid bij mensen met ASS vaker voor dan bij mensen zonder ASS?
- Is er bij ASS sprake van verschil tussen verbale en performale intelligentie?


Opdracht 4

Slide 29 - Slide

30% verstandelijk beperkt, rest een normale tot hoognormale intelligentie (3% hoogbegaafd t.o.v. 2% algehele bevolking)

https://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme/

https://www.eoswetenschap.eu/psyche-brein/hoogbegaafd-en-een-ontwikkelingsstoornis-geen-twee-dubbel-bijzondere-kinderen-zijn#:~:text=Als%20je%20ADHD%20hebt%2C%20kun,mensen%20met%20autisme%20is%20hoogbegaafd.
Noem minimaal 3 aandoeningen die vaak voorkomen in combinatie met ASS

(noem andere aandoeningen dan verstandelijke beperking)

Slide 30 - Open question

70% comorbiditeit:
- angststoornissen
- adhd
- agressieregulatiestoornis / ODD
- stemmingsstoornis
- slaapstoornis
- epilepsie
- dwang / tics
- eetproblemen
- motorische problemen
- syndromen

Slide 31 - Slide

70% comorbiditeit
- angststoornissen
- ADHD
- agressieregulatiestoornis / ODD
- stemmingsstoornis
- slaapstoornis
- epilepsie
- dwang / tics
- eetproblemen
- motorische problemen
- syndromen

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Opdracht 5
1. Welke kenmerken van autisme zien en horen jullie bij Kees?
2. Welke indruk van de intelligentie (IQ) van Kees krijg je? Past zijn zelfstandigheid in dagelijks functioneren bij dit intelligentieniveau?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Link

This item has no instructions

Wat zijn kenmerken van autisme?
A
Weinig inlevingsvermogen, beperkte interesses, behoefte aan structuur.
B
Verlatingsangst, snel afgeleid, abstract taalgebruik..
C
Chaotisch, snel afgeleid, geen emoties kunnen lezen.
D
Verlatingsangst, abstract taalgebruik, chaotisch..

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Erfelijke factoren spelen een rol bij het ontstaan van autismespectrumstoornissen
A
Juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Autismespectrumstoornissen behoren tot de groep van "Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen"
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
ASS is niet te genezen.

Begeleiding en training, ook van de omgeving, kan wel helpen om beter met beperkingen om te gaan. 

Behandeling van co-morbiditeit (wat vaak voorkomt) kan ook helpen bij het omgaan met de beperkingen van ASS en/of deze verminderen.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions