spelling blok 5

Spelling
blok 5
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling
blok 5

Slide 1 - Slide

Wat is een citaat?

Slide 2 - Open question

Citaten

-Schrijf aanhalingstekens aan het begin en aan het einde van het citaat. 

- Begin een citaat met een hoofdletter. 

- Gebruik een dubbele punt als een citaat in een zin begint. 

- Een punt, vraagteken of uitroepteken komt voor het laatste aanhalingsteken
Voorbeelden


Dori riep: ‘Wacht op mij!’  


Robin en Fester zeiden: ‘We zijn nog niet klaar.’ 

Slide 3 - Slide

Gebruik komma’s als de zin na het citaat doorloopt en als het citaat na een onderbreking verdergaat.
‘Door jullie’, zei Merwin, ‘komen we te laat.’ 


‘Schiet dan op zeg’, zei Yasin. 


‘Ah joh!’, riep Hanne, ‘rustig aan.’

Slide 4 - Slide

Maak het citaat correct: Hans en Jan zeiden we gaan niet mee op vakantie.

Slide 5 - Open question

Maak het citaat correct: Jim zei ik wil naar de bioscoop.

Slide 6 - Open question

Komma

Zet een komma tussen twee werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.
Als ik deze rekening betaal, verrekenen we het wel met de andere bedragen. 


Nadat we hadden gezwommen, gingen we heerlijk zonnen.

Slide 7 - Slide

Gebruik een komma tussen de delen van een opsomming. Let op: gebruik je en of of in een opsomming, dan schrijf je op die plek geen komma.
Ik heb twee vissen, drie hamsters, twee muizen, een paard en een hond. 


Gaan we morgen naar de waterval, de grot of het strand?

Slide 8 - Slide

Zet een komma voor de signaalwoorden: maar, want, omdat, doordat, tenzij, mits, zodat, zodra.
Het regent, maar ik moet nog even naar de winkel. 


Ik regel oppas voor de kat, omdat we twee weken op vakantie gaan.

Slide 9 - Slide





Gebruik een komma voor of na een aanhef, uitroep of naam.
 
‘U vergeet uw pinpas, meneer!’  

Hallo, ik ben de invaller.’ 
 
‘Noud, help je even mee?’ 
‘U vergeet uw pinpas, 

Slide 10 - Slide

Plaats komma's: Het regent maar ik moet nog even naar de winkel.

Slide 11 - Open question

Ik heb twee vissen drie hamsters twee muizen een paard en een hond.

Slide 12 - Open question

Als we naar hem gingen kwam Lisa ook.

Slide 13 - Open question

Pim help je even mee?
Plaats citaat en komma.

Slide 14 - Open question

Directe rede is de letterlijke weergave van iemands woorden.


Toen zei ze tegen me: 'Ik wil je nooit meer zien.' (directe rede)


Zal ik je naar huis brengen?', vroeg hij verlegen. (directe rede)
 Indirecte rede worden iemands woorden niet letterlijk weergegeven.


 Toen zei ze tegen me dat ze me nooit meer wilde zien. (indirecte rede)

Hij vroeg verlegen of hij haar naar huis mocht brengen. (indirecte rede)

Slide 15 - Slide

Toen zei ze tegen me dat ze me nooit meer wilde zien.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quiz

Zal ik je naar huis brengen?', vroeg hij verlegen.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 17 - Quiz