les 4 vt, vd, ovd, bn

werkwoordspelling vt
Deze les:
- werkwoordspelling in de verleden tijd
- hoe en wanneer gebruik je 't ex-kofschip daarbij



Theorie en quizvragen in LessonUp, dus pak je laptop erbij!


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

werkwoordspelling vt
Deze les:
- werkwoordspelling in de verleden tijd
- hoe en wanneer gebruik je 't ex-kofschip daarbij



Theorie en quizvragen in LessonUp, dus pak je laptop erbij!


Slide 1 - Slide

Wat onder werkwoordspelling valt:
persoonsvorm tegenwoordige tijd:      ik loop
gebiedende wijs:                                        loop hierheen!
persoonsvorm verleden tijd:                  vroeger liep ik 
voltooid deelwoord:                                 ik heb gelopen
onvoltooid/tegenwoordig deelwoord:  lopend knikte ik
bijvoeglijk naamwoord:                             de lopende leerling

Slide 2 - Slide

persoonsvorm vt → 't ex-kofschip
In de persoonsvorm verleden tijd kan je te maken hebben met een zwak werkwoord, of een sterk werkwoord. Je gebruikt in beide gevallen 't ex-kofschip.

Bij een persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je ALTIJD 't ex-kofschip.
Hierbij is de stam het uitgangspunt. 

Weet je nog? Bij een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je ALTIJD de ik-vorm:  (ik-vorm; ik-vorm + t)

Slide 3 - Slide

persoonsvorm verleden tijd
bij de zwakke werkwoorden
Neem de stam van het werkwoord en kijk naar de laatste letter van de stam. 

1.   Zit die laatste letter van de stam in 't ex-kofschip? 
      - Neem de ik-vorm , plak daar 'te' aan vast. Praat → praatte
In het meervoud plak je 'ten' aan de ik-vorm. Praat → praatten

2.   Zit die laatste letter van de stam nied in 't ex-kofschip? 
      - Neem de ik-vorm, plak daar 'de' aan vast Voel → voelde     
In het meervoud plak je 'den' aan de ik-vorm. Voel → voelden


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd
[hele ww→ stam→ 't ex-kofschip: wel=t nied=d]

'Ik (besteden) aandacht aan hen'

A
besteed
B
besteedde

Slide 6 - Quiz

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd

'Dat (gebeuren) vroeger'
A
gebeurt
B
gebeurde

Slide 7 - Quiz

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd

'De moeder (verwennen) haar kinderen'
A
verwende
B
verwendde

Slide 8 - Quiz

persoonsvorm verleden tijd
(bij lastige of sterke werkwoorden)
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die sterk genoeg zijn om in de verleden tijd van klank te veranderen. Het zijn de oudste werkwoorden in het Nederlands en er komen geen nieuwe bij. (Welke conclusie kan je daaruit trekken?)

bijten - beet  (voltooid deelwoord: gebeten)       kijken - keek  (gekeken)
kopen - kocht (gekocht)                                            zitten  - zat (gezeten)
lopen - liep (gelopen)                                                 slapen - sliep (geslapen)

→ Dit soort rijtjes moet je voor elke taal leren en dus ook voor het Nederlands. 

Slide 9 - Slide

persoonsvorm verleden tijd
Dus
  1.  Het is een sterk werkwoord en je kent het rijtje 
  2.  Het is een zwak werkwoord en je kijkt of de laatste letter in de stam in 't ex-kofschip zit

Slide 10 - Slide

voltooid deelwoord
't ex-kofschip
Het voltooid deelwoord is ook een werkwoord 
- Het staat achteraan in de zin. 
- Er staat altijd een persoonsvorm bij. 

Hoe schrijf je het goed? Hetzelfde als een pv in de vt,  met 't ex-kofschip: 
je bepaalt de stam van het werkwoord en kijkt weer naar de laatste letter.
- wel in 't ex-kofschip  →  [voorvoegsel]  + ik-vorm +t: gefietst, ontmoet
- nied in 't ex-kofschip →  [voorvoegsel] + ik-vorm +d: gebeurd, veroordeeld

NB: Er zijn werkwoorden die eruitzien als een persoonsvorm, maar een voltooid deelwoord zijn!  'Het gebeurt' / 'Het is gebeurd.'    Zie je het verschil? 

Slide 11 - Slide

geef tt, vt en volt.dw van deze sterke werkwoorden: lezen, kruipen

(voorbeeld: zitten → zit - zat - gezeten)

Slide 12 - Mind map

Wat is het juiste voltooid deelwoord?
[laatste letter stam in 't ex-kofschip? ja=t, nee=d]

'Ik heb aandacht aan hen (besteden)'
A
besteed
B
besteedt

Slide 13 - Quiz

Wat is het juiste voltooid deelwoord?

'Dat is (gebeuren)'
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 14 - Quiz

Wat is het juiste voltooid deelwoord?

'De moeder heeft haar kinderen (verwennen)
A
verwend
B
verwent

Slide 15 - Quiz

 voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt
  1.   Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord dat er meteen achter staat
  2.   Het is (al) gebeurd 
  3.   Staat de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip? ja = t    nee = d

TIP Maak het zo kort mogelijk: géén extra t of d of dubbele klinkers dus!

De takken zijn (al) verbrand, het zijn verbrande takken. Dit is een voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt. 

Hij verbrandde de verbrande takken.  Zie je het? 


Slide 16 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt?
[laatste letter stam in 't ex-kofschip? ja=t, nee=d]

'De (verven) deur'
A
geverfte
B
geverfde

Slide 17 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?

'De (vergroten) lever'
A
vergrote
B
vergrootte

Slide 18 - Quiz

huiswerk
Pagina 84:
- Leer de theorie over het voltooid deelwoord. 
- Leer de theorie over het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 

Pagina 110:
- Leer de theorie over homofone werkwoorden (die komen voor als pv en als vd)
Hiermee worden de meeste fouten gemaakt! 


Zet in je agenda:  TOETS Nederlands werkwoordspelling, vrijdag 19 november

Slide 19 - Slide

Wat je moet doen voor de 
toets van vrijdag 19 november

- Gebruik de drie proeven om de pv en het onderwerp te vinden
- het verschil tussen stam en ik-vorm
- wanneer je de stam gebruikt (vt - 't ex-kofschip)
- wanneer je de ik-vorm gebruikt (tt)
- het rijtje zoals je dat moet leren bij een taal: 
      ga                   - ging               - gegaan
      ik-vorm tt     - ik-vorm vt     - voltooid deelwoord 

Slide 20 - Slide