Les klas 3 - chapitre 4 + Parler de ton/ta choix

Bonjour!


Jeudi le 27 janvier 2022
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour!


Jeudi le 27 janvier 2022

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
- Bron A bespreken?
- Voca
- Parler de ton/ta choix
- La Martinique: les tâches


Slide 2 - Slide

la gare
la voiture
la neige
en face de
agréable
monter
descendre
le car
de streekbus
tegenover
instappen
het station
prettig
de auto
uitstappen
de sneeuw

Slide 3 - Drag question

Tu préfères louer une chambre ou tu préfères rester chez tes parents? 
  • Je préfère louer une chambre, parce que je voudrais être indépendant(e).
  •  Je voudrais rester chez mes parents, parce que je n'ai pas beaucoup d'argent. 

Slide 4 - Slide

Tu préfères louer une chambre ou tu préfères rester chez tes parents? 
je préfère.............., parce que.........................

Slide 5 - Slide

Tu préfères quoi? 
Qu'est-ce que tu préfères: 

Les chiens                                    ou      les chats                                    ?




Slide 6 - Slide

Tu préfères quoi?

Slide 7 - Slide

Tu préfères quoi?

Slide 8 - Slide

Tu préfères quoi?

Slide 9 - Slide

Tu préfères quoi?

Slide 10 - Slide

Et quand il fait mauvais?
Quand il pleut, je préfère aller au musée.



Slide 11 - Slide

Est-ce que tu aimerais rester à Rotterdam ou est-ce que tu aimerais habiter dans une autre ville?
  • j'aimerais rester à Rotterdam, parce que toute ma famille habite à Rotterdam/ il y un bon université.
  • J'aimerais habiter dans une autre ville, parce que je veux habiter dans un autre environnement après 18 années.  

Slide 12 - Slide

Est-ce que tu aimerais rester à Rotterdam ou est-ce que tu aimerais habiter dans une autre ville? 
  • J'aimerais........................., parce que 
  • je voudrais.........................., parce que
  • je préfère................ , parce que  

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Tu préfères habiter en ville ou à la campagne?

Slide 15 - Slide

Parler
Gebruik nu je fantasie 
Je prends...
parce que
Je choisis...
parce que...
Je voudrais aller...
parce que...
J'aime aller...
parce que...
Je préfère...
parce que

Slide 16 - Slide

Martinique

Slide 17 - Slide

Martinique
Taak 1: Un excursion de 3 jours!
Taak 2: Préparez ton voyage!

Slide 18 - Slide

Tâche: La Martinique
We gaan een rondje over het eiland Martinique doen. 
Open Thinglink. Daar zie je het eiland Martinique. 
Er zijn verschillende (bekende) punten te vinden waar toeristische trekpleisters zijn. 
Er is alleen een naam en een foto te zien als je op die punten klikt, de tekst gaan jullie zelf invullen.
In tweetallen kiezen jullie 3 plekken uit voor een meerdaagse excursie
Allereerst zoeken jullie algemene informatie op over die plek en vervolgens gaan jullie zelf een excursie in het Frans voorbereiden. 
In Thinglink zetten jullie alle informatie die nodig is voor de excursie 
(programma, prijs, wat te doen, aanbevelingen etc).
Uiteindelijk zullen bijna alle punten door jullie worden ingevuld!

Slide 19 - Slide

Martinique
Jullie gaan nu de reis naar martinique voorbereiden. 

- Waar ga je heen?
- Met wie?
- Met welk vervoersmiddel?
- Hoelang duurt de reis?
- Waar overnacht je? (zoek een echte accomodatie in Martinique op!)
- Is het duur?
- Wat voor weer is het?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Quand?
la date:
- le 10 décembre
- au mois de décembre
la durée:
- pendant une semaine
- du 10 au 18 décembre
la saison:
- en été    - en automne
- en hiver - au printemps

Slide 23 - Slide

Avec qui?
avec mes amis
avec ma famille
avec mes parents
avec mes camarades

Slide 24 - Slide

Le moyen de transport? Pays?
- en train
- en avion
- en voiture
- en bus
- en bateau
- à pied
- à vélo
Nous sommes allé(e)s

Je suis allé(e)
- en    + vr.   land
- aux  + mv. land
- au     + m.  land

Slide 25 - Slide

Où?      
le lieu:
- au bord de la mer
- à la montagne
- en ville / au centre-ville

la situation géographique:
- dans le sud de
- dans le nord de 
-dans l'ouest de
- dans l'est de 
l'herbergement:
- à l'hôtel
- au camping
- chez mon/ma correspondant(e)
- chez un(e) ami(e)
- dans un chalet
- dans une auberge de jeunesse

Slide 26 - Slide

Écrire
  • je prends le train pour Nice
  • tu pars de quelle voie?
  • je pars de voie ....
  • tu pars à quelle heure?
  • je pars à ....
  • Tu pars quand? 
  • je pars.....

le voyage dure combien de temps?
le voyage dure....
il faut changer à Toulon
c'est long j'attends devant 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Manu, de visser klaagt dat het slecht
gaat met de visserij. Hij wil naar
een ergens anders een nieuw
leven opbouwen. Welk (ei)land?

Slide 31 - Mind map

Welke voordelen ziet Manu
bij emigratie naar Martinique?
(let op: de antwoorden lijken
op elkaar!)
A
Het is er altijd mooi weer en hij kan toeristen leren duiken
B
Men spreekt er Frans. Hij kan er geld verdienen met de visserij en het toerisme
C
De toeristen die er komen spreken Frans en willen graag vissen
D
De vissers spreken Frans en hebben toerisme als bijbaan

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

la gare - treinstation
la voiture - auto
la neige - de sneeuw
le car - streekbus
en face de -  tegenover
agréable - prettig
monter - instappen
descendre- uitstappen

Slide 36 - Slide

Les devoirs

Terminer (afmaken):

- Taak 1 : un excursion en Martinique

- Taak 2 : préparez le voyage



Apprenez voca A & B à la page 124





Je moet dus je keuze in het Frans kunnen onderbouwen. Welke woorden heb je daarvoor nodig? Die schrijf je op in de mindmap om je te helpen

Apprenez voca A chapitre 3

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Quoi?
les activités:
- se promener
- visiter les musées
- faire du shopping
- rencontrer des amis
- prendre des photos
- envoyer des cartes postales
- participer à une excursion
- vistiter des monuments
- acheter des souvenirs
La suite des actions:

d'abord
puis
ensuite
enfin
finalement

le matin / l'après-midi / le soir

Slide 39 - Slide

Comment?      
La méteo:

Il faisait beau / mauvais
Il faisait chaud / froid
Il faisait du soleil / il pleuvait


L' ambiance - les sentiments:

C'était ...
- génial                      - nul
- extraordinaire       - ennuyeux
- fantastique            - dèsagréable
- inoubliable

Slide 40 - Slide