voorzetsels 3/4 naamval

voorzetsels 3/4 naamval
an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen
1. werkwoord+ voorzetsel: zich bevinden = 3
2. werkwoord + voorzetsel: beweging naar doel = 4
3. geen plaatsbepaling? 7/2-regel
4. über? betekent over? = 4
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

voorzetsels 3/4 naamval
an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen
1. werkwoord+ voorzetsel: zich bevinden = 3
2. werkwoord + voorzetsel: beweging naar doel = 4
3. geen plaatsbepaling? 7/2-regel
4. über? betekent over? = 4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Ich stehe in d..... Küche (v)

Slide 3 - Open question

Gehst du auch in d..... Stadt (v)?

Slide 4 - Open question

Wir sprechen über dies..... Problem (o)

Slide 5 - Open question

Ich lege mich in d..... Gras (o)

Slide 6 - Open question

Ich habe Lust auf ein..... Fest (o)

Slide 7 - Open question

Ich bin in d..... Türkei (v) geflogen

Slide 8 - Open question

Sie hat die Vase (v) auf ein..... Schrank gestellt.

Slide 9 - Open question

Die Pflanze steht auf mein..... Tisch (m)

Slide 10 - Open question

Meine Schuhe stehen in d..... Zimmer (o)

Slide 11 - Open question

Auf dies..... blöde Frage (v) antworte ich nicht!

Slide 12 - Open question