AH Thema: fysieke kenmerken (deel I)

课程内容
1. Luistervaardigheid
2. Sleepvragen
3. Weet je nog de woorden die te maken hebben met eten/drinken?
4. fotovragen
5. Thema: fysieke kenmerken
     --Nieuwe woorden
      --gezicht
      --像
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ChineesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

课程内容
1. Luistervaardigheid
2. Sleepvragen
3. Weet je nog de woorden die te maken hebben met eten/drinken?
4. fotovragen
5. Thema: fysieke kenmerken
     --Nieuwe woorden
      --gezicht
      --像

Slide 1 - Slide

Luister twee keer naar de fragmenten en beantwoord de bijhorende vragen.

Fragment 1:
Wat gaan ze eten?

Slide 2 - Open question

Fragment 2:
1. Wat eet de man?
2. Hoe laat gaan de man en de vrouw samen eten?

Slide 3 - Open question

Luister en schrijf de voorwerpen met de daarbij behorende bedragen op die
je hebt gehoord. Je mag het voorwerp in pinyin of karkaters typen, bedrag mag je met getallen typen.

1. welk voorwerp & bedrag

Slide 4 - Open question

2. welk voorwerp&bedrag

Slide 5 - Open question

3. welk voorwerp&bedrag

Slide 6 - Open question

4. welk voorwerp&bedrag

Slide 7 - Open question

5. welk voorwerp&bedrag

Slide 8 - Open question

对不起,我没有钱。
这个手镯不好看。
好看,可是不便宜。
她不买贵的衣服。
Deze armband is niet mooi.
Zij koopt geen dure kleding.
Mooi, maar niet goedkoop.
Sorry, ik heb geen geld.

Slide 9 - Drag question

eten/drinken

Slide 10 - Mind map


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question

Slide 18 - Link

GEZICHTSKENMERKEN
1. 眼睛 (ogen)
2. 鼻子 (neus)
3. 头 (hoofd)
4. 头发 (haar)
5. 耳朵 (oren)
6. 脸 (gezicht)
7.牙齿 (tanden)
8. 眉毛 (wenkbrauw)
9. 口 (mond)
10. 脖子 (hals,nek)
GEZICHTSKENMERKEN

Slide 19 - Slide

眼睛
耳朵
鼻子
眉毛
头发
牙齿
eten, praten
kauwen
horen, luisteren
epileren
kammen
make-up
ruiken

Slide 20 - Drag question

像 (lijken op)
Bijv: 她你。(Zij lijkt op je.)

Slide 21 - Slide

Op wie lijkt je?

Slide 22 - Open question

Ik lijk op mijn vader.

Slide 23 - Open question

Lijk je op je moeder?

Slide 24 - Open question