H2 - week 48- grammatica H2 - les 2

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Leg je leesboek en je laptop (dicht) op tafel
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Leg je leesboek en je laptop (dicht) op tafel

Slide 1 - Slide

- Welkom
- Stillezen
- grammatica H2

Doel: 

- Je ziet of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde heeft.
- Je geeft bij elk werkwoord aan of het een ZWW, KWW of een HWW is. 
Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Grammatica zinsdelen: gezegde

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Gezegde - zww en hww
zelfstandig werkwoord
hulp- werkwoord
hulp- werkwoord
met een actie

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Gezegde - zww en hww
zelfstandig werkwoord
hulp- werkwoord
hulp- werkwoord
Zelfstandig werkwoord = 
-bij dit woord vorm je een plaatje in je hoofd
- Alleen in een zin, of achteraan. 

Slide 6 - Slide

Sleep een vakje 'WG' over de woorden die bij het werkwoordelijk gezegde horen:

De groene container wordt morgen geleegd
WG
WG
WG
WG

Slide 7 - Drag question

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = alle werkwoord + wat het onderwerp is.

- De directeur is boos   = naamwoordelijk gez.
- De directeur doet boos  = werkwoordelijk gez. 
Gezegde

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = alle werkwoord + wat het onderwerp is.

- De directeur gooit de bal  = werkwoordelijk gez. 
- De directeur is boos   = naamwoordelijk gez.
Gezegde

Slide 9 - Slide

Er bestaan twee soorten zinnen:

1. Het onderwerp doet iets of deed iets;
2. Het onderwerp is iets.

In zin 1 zit een werkwoordelijk gezegde
In zin 2 zit een naamwoordelijk gezegde. 
Actief of 'staat van zijn'

Slide 10 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde =
Alle werkwoorden in een zin (alleen werkwoordelijk deel)
- De bal rolde (werkwoordelijk deel) over het veld
                                                             - WG = rolde

Het naamwoordelijk gezegde =
werkwoorden (werkwoordelijk deel) + wat erover het OW is of wordt (naamwoordelijk deel)
- De bal is (werkwoordelijk deel) [rondnaamwoordelijk deel)
                                                            - NG = is [rond] 
Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 11 - Slide

Jip geeft de planten water

pv =
Ow = 
ow doet iets/ Ow is of wordt iets
                          Wat is/wordt het ow?
NG/WG = 
Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 12 - Slide

Jip is boos

pv =
Ow = 
ow doet iets/ Ow is of wordt iets
                          Wat is/wordt het ow?
NG/WG = 
Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 13 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = ww + naamwoordelijk deel

Mijn haar is geel geworden.

Gezegde - zww, kww en hww
Het haar is iets = namelijk GEEL
Deze zin heeft dus een naamwoordelijk gezegde. 

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = ww + naamwoordelijk deel

Mijn haar is geel geworden
Gezegde - zww, kww en hww
koppel- werkwoord
naamwoordelijk deel van het gezegde
hulp- werkwoord

Slide 15 - Slide

Bij een naamwoorden gezegde is er geen zww, maar een koppelwerkwoord (kww)

Mijn haar wordt geel  - wordt koppelt geel aan mijn haar
NG = wordt [geel] 

wordt noem je hier een koppelwerkwoord
Er zijn zes koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
onderwerp
naamwoordelijk deel van het gezegde
koppel- werkwoord

Slide 16 - Slide

Wat: 
Grammatica H2 (naamwoordelijk gezegde) en (koppelwerkwoord en hulpwerkwoord) - beiden hele leerlijn. 

Wanneer: deze week
Waar moet je op letten: Werk heel netjes en raffel het niet af. 

Let op: bij een NG is nooit een ZWW, maar altijd een KWW (en eventuele HWW's)


Aan de slag:

Slide 17 - Slide