Wk9: 4. März: Sterke werkwoorden met e/i(e) Wechsel en A-Umlaut + Naamvallen

Sterke werkwoorden met 
e/i(e)-Wechsel 
en met A-Umlaut
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Sterke werkwoorden met 
e/i(e)-Wechsel 
en met A-Umlaut

Slide 1 - Slide

  1. Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?
  1. Sterke werkwoorden veranderen in de vt van klinker:
  2. schwimmen-schwomm
  3. laufen-lief
  4. gehen-ging
  5. De meeste ww die in het Nederlands sterk zijn, zijn dat in het Duits ook (let op er zijn uitzonderingen!) 

  1. Zwakke werkwoorden
    veranderen in de vt niet van klinker:
  2. wohnen-wohnte
  3. machen-machte

Slide 2 - Slide

Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de t.t bij
 du en er/sie/es een ä
fahren
ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren

laufen
ich laufe
du läufst
er/sie/es läuft
 wir laufen
 ihr lauft
sie/Sie laufen

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden met een e in de stam krijgen in de t.t. bij du en er/sie/es een i of ie
Lange e wordt-ie
lesen
ich lese
du liest
er/sie/es liest
wir lesen
ihr lest 
sie/Sie lesen


Korte e wordt-i
essen
ich esse
du isst
er/sie/es isst
wir essen
ihr esst
sie/Sie essen

Slide 4 - Slide

  1. Uitzonderingen:
  1. Lange e wordt toch

  1. nehmen:  du nimmst- er nimm
  2. geben: du gibst- er gibt 

  1. treten
    : du trittst- er tritt 

Slide 5 - Slide

  1. Gehen (=gaan) en stehen (=staan) krijgen geen e-i Wechsel!

  1. du gehst-er geht
  2. du stehst- er steht

Slide 6 - Slide

Vertaal: hij leest (lesen)

Slide 7 - Open question

Du (sprechen) ...... immer so leise.

Slide 8 - Open question

Der Arzt (geben) .... Meike eine Spritze.

Slide 9 - Open question

Warum (helfen) .... ihr uns nicht?

Slide 10 - Open question

Goed of fout?
er nihmt

Slide 11 - Open question

Goed of fout?
er fährt

Slide 12 - Open question

Goed of fout?
ihr macht

Slide 13 - Open question

Goed of fout?
ich liese

Slide 14 - Open question

(essen) Was ............ du am liebsten?

Slide 15 - Open question

(schlafen) Bis wann ........... du?

Slide 16 - Open question

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden verandert de [a] in een [ä] en een [e] in een [i/ie]?

Slide 17 - Open question