Paragraaf 3.4 Wereld: vaak te weinig

Paragraaf 3.4 Wereld: vaak te weinig

1 / 30
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.4 Wereld: vaak te weinig

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
  • Herhaling 
  • Uitleg deel 1 van paragraaf 3.4
  • Opdrachten

Slide 2 - Slide

Ruimte voor de rivier maken.
A
korte termijn
B
lange termijn

Slide 3 - Quiz

Burgers voorlichten en trainen op overstromingen.
A
korte termijn
B
lange termijn

Slide 4 - Quiz

Het verminderen van het versterkte broeikaseffect.

A
korte termijn
B
lange termijn

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
  • Je weet dat waterstress door fysieke en economische watertekorten kan ontstaan.
  • Je begrijpt waarom toenemende waterstress tot een wateroorlog kan leiden.
  • Je kunt een aantal maatregelen beoordelen om watertekorten op te heffen.

Slide 6 - Slide

Vraag water blijft stijgen > aanbod gelijk
Hierdoor krijg je waterstress.

Alle problemen die zich voordoen als gevolg van tekort aan schoon water.

Slide 7 - Slide

waterstress

 fysiek watertekort
Er is te weinig water in een gebied om aan de wensen van de bewoners te voldoen zonder de natuur te verstoren. 


economisch watertekort
Er is in een gebied te weinig geïnvesteerd om het wel aanwezige water bij de bewoners te brengen. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Bij welke kleur is economisch watertekort?
A
Blauw
B
Rood
C
Donker-oranje
D
Licht-oranje

Slide 10 - Quiz

Bij welke kleur is er fysiek water tekort?
A
Blauw
B
Rood
C
Donker-oranje
D
Licht-oranje

Slide 11 - Quiz

Kan er door waterstress een wateroolog ontstaan?

Slide 12 - Slide

Conflicten over water door:

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wateroorlog
Gewapend conflict tussen landen om water.

Oorzaak:
1. tekort aan drinkwater
2. tekort aan irrigatiewater

Slide 15 - Slide

Oplossing conflicten/wateroorlog
Territoriale integriteit
Niemand mag zomaar ingrijpen in natuurlijke ecosystemen. (Egypte)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Hoe kun je water sparen?
Wat hebben jullie thuis ontdekt?

Slide 18 - Slide

Hoe kun je water sparen?
1. stuwdammen
2. minder gebruiken

Slide 19 - Slide

Water kun je vasthouden achter een stuwdam.
Betonnen of aarden muur in een rivier waarachter men het water vasthoudt.


Voordelen stuwdam:

1. regelen waterstand stroomafwaarts
2. opwekken elektriciteit
3. voorraad drink- en irrigatiewater

Slide 20 - Slide

Nadelen stuwdam:

1. Gedwongen verhuizing van  bewoners
2. Stuwmeer slibt na een tijd dicht.
3. Vergroot kans op aardbevingen.
4. 12% van het water in een stuwmeer verdampt.


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

2. Minder water gebruiken door:
1. Slimmer irrigeren oftewel druppelirrigatie.
2. Huishoudens en bedrijven moeten minder gebruiken en meer hergebruiken

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Bespreken opdrachten 3.4

Slide 25 - Slide

Vraag 2a
Bekijk figuur 9. Noem vier mogelijke functies van een stuwmeer.

Drinkwaterreservoir, opwekking elektriciteit, irrigatiewater en visvangst.



Slide 26 - Slide

Vraag 2B
De aanleg van een stuwdam heeft voor- en nadelen.
b Welke nadelen van de aanleg van de dam in de Bafingrivier
in Mali treden vooral stroomafwaarts op? Noteer de juiste antwoorden.
A Er is minder water beschikbaar voor drinkwater/irrigatie.
B Er wordt minder slib afgezet door overstromingen.
C Er verdwijnt landbouwgrond door het stuwmeer.
D Het stilstaande water is een broedplaats voor
ziekteverwekkers (malaria).
E Het stuwmeer zal op den duur dichtslibben.
F Vermindering van de beschikbaarheid van water kan
leiden tot conflicten.

-> A, B, F.

Slide 27 - Slide

vraag 5
Bekijk bron 13.
Beoordeel onderstaande stellingen en noteer het juiste antwoord.
I Bij slimmer irrigeren stijgt de grondwaterspiegel niet zo
snel als bij ouderwets ‘dommer’ irrigeren.
II Bij beregening verdampt er minder irrigatiewater dan bij
druppelirrigatie.
A I is juist, II is onjuist.
B I is onjuist, II is juist.
C Beide zijn juist.
D Beide zijn onjuist.

Slide 28 - Slide

vraag 5
Bekijk bron 13.
Beoordeel onderstaande stellingen en noteer het juiste antwoord.
I Bij slimmer irrigeren stijgt de grondwaterspiegel niet zo
snel als bij ouderwets ‘dommer’ irrigeren.
II Bij beregening verdampt er minder irrigatiewater dan bij
druppelirrigatie.
A I is juist, II is onjuist.
B I is onjuist, II is juist.
C Beide zijn juist.
D Beide zijn onjuist.


-> A

Slide 29 - Slide

vraag 7
Bekijk bron 14. Je reist als journalist(e) door het door droogte getroffen Somaliland. Bij de put ontmoet je Gabiley, de jongen in het blauwe shirt. Je stelt hem drie vragen over de situatie in het gebied. Welke drie geografische vragen ga je hem stellen? Let op: er moet een beschrijvende, een verklarende en een voorspellende vraag zijn.
a Een beschrijvende vraag zou kunnen zijn: .....

b Een verklarende vraag zou kunnen zijn: .....

c Een voorspellende vraag zou kunnen zijn: ...


Slide 30 - Slide