22. bouwsteen 4b

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen in vogelvlucht
StartUp: deadline 25 mei (Marcel)
2.  Schrijfdossier
3.  Belangrijk
4.  Tussentoets

LESDOELEN
- je weet wat een signaalwoord is
- je weet dat een signaalwoord voorafgegaan wordt door een komma
- je (her)kent de signalen

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen in vogelvlucht
StartUp: deadline 25 mei (Marcel)
2.  Schrijfdossier
3.  Belangrijk
4.  Tussentoets

LESDOELEN
- je weet wat een signaalwoord is
- je weet dat een signaalwoord voorafgegaan wordt door een komma
- je (her)kent de signalen

Slide 1 - Slide

ONTHOUDEN
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord. 

Onthoud dat het Nederlands gebaseerd is op klanken
Kakken - de stam 'kakk' wordt de ik-vorm kak
Durven - de stam 'durv' wordt de ik-vorm durf
Verwaarlozen - de stam 'verwaarlooz' wordt de ik-vorm verwaarloos.
Turen - de stam 'tur' wordt de ik-vorm tuur.
Vinden - de stam 'vind' is hetzelfde als de ik-vorm: vind.





Slide 2 - Slide

de regels van de tegenwoordige tijd
Alle werkwoorden zijn of sterk (middeleeuws) of zwak. Voor ALLE werkwoorden gelden de volgende regels in de tegenwoordige tijd: 

VERHUIZEN ► stam: verhuiz ►  ik-vorm: verhuis.

Het onderwerp is 'ik'. ► Dan krijgt de pv de ik-vorm.
Ik verhuis 
Het onderwerp is enkelvoud, maar geen 'ik'. ► Dan krijgt de pv de ik-vorm + t
Jij verhuist ook. 
Het onderwerp staat in het meervoud ► dan krijgt de pv het hele werkwoord
Wij verhuizen allemaal. 

Slide 3 - Slide

En, of, dat, en de komma
  • Let op bij een zin met de woorden 'en', 'of', 'dat' en let ook op bij een komma. 
Het betekent dat de zin uit meer dan één zin bestaat. Een komma is een ademhalingspauze. 
- een signaalwoord heeft een komma (en een spatie) ervóór: 
'Zij fietst naar huis, want anders worden haar ouders kwaad'

  • Elke zin heeft een eigen persoonsvorm en een eigen onderwerp.
Zinnen met 'en', 'of', 'dat' en een komma bestaan dus uit meer dan één zin. Je moet dus vaker dan één keer werkwoordspelling toepassen op de persoonsvorm. 
'Jij weet dat en (jij) gaat toch door'

Slide 4 - Slide

2. SCHRIJFDOSSIER
Deadline van 10 april 22:00 uur niet gehaald = volgend jaar. 

Jouw cijfer bestaat uit:
1.  cijfer StartUp
2. cijfer Schrijfdossier
3. voortschrijdend gemiddelde




Slide 5 - Slide

3. BELANGRIJK
Vandaag heb je het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 04. Hiervoor moet je de vereisten af hebben. Die staan op de volgende slide. 

Heb je vrijstelling voor een bouwsteen
Dan ga je verder met de bouwsteen die bij jou in Taalblokken blauw staat. Eens per twee weken is het laatste uur ingericht voor de (verschillende) bouwsteentoets(en). Het eerstvolgende toetsmoment is daardoor vrijdag 26 april.

Als je alle bouwstenen hebt afgerond, start je met de nulmeting Spelling & Grammatica. Vervolgens ga je met die onderdelen die blauw zijn aan de slag. 



Slide 6 - Slide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 11 t/m 19.
Schrijven: opgaven 1 t/m 3. 

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent. Sluit af met de tussentoets (niet oud) op het niveau van jouw opleiding. 

Toetsmoment: vrijdag 12 april het tweede lesuur Nederlands

Slide 7 - Slide

4. TUSSENTOETS
Wat heb je gescoord op de 2e tussentoets? 
(het is de bedoeling dat je gelijk uitkomt of hoger)


Slide 8 - Slide

TIP VAN DE DAG
→ Heb je door dat je alle signaalwoorden uit één zo'n rijtje kunt gebruiken voor hetzelfde signaal? Het zijn synoniemen: ander woord; dezelfde betekenis. 

Toen... Daarna... Vervolgens... Ten slotte...

Maar... Echter... Daarentegen... Alhoewel... Hoewel...



Slide 9 - Slide

TWEEDE LESUUR
Ik controleer of je de vereisten afhebt om de toets te maken (dat kan ook tijdens het eerste uur). Zo ja, dan zet ik de toets voor jou open in Taalblokken.
Zo nee, dan mag je de toets (nog) niet maken. 

Slide 10 - Slide

EINDE VAN DE LES

Slide 11 - Slide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: 
pg. 1 - 3: opgave 1 t/m 8; pg. 5: opgave 13, 14; pg. 6: opgave 16, 17 en 18.

Woordenschat van Bouwsteen 3 (3F). Tussentoets (niet oud)


Slide 12 - Slide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 11 t/m 19.
Schrijven: opgaven 1 t/m 3. 

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent. Sluit af met de tussentoets (niet oud) op het niveau van jouw opleiding. 

Slide 13 - Slide

BOUWSTEEN 5: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.
Schrijven, maken: 1 t/m 3.

Woordenschat: bouwsteen 5 Hoofd- en bijzaken
Tussentoets (niet oud)

Slide 14 - Slide

BOUWSTEEN 6: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.
Schrijven, maken: opgaven 1 t/m 3; 7.

Woordenschat: bouwsteen 6 Argumenteren
Tussentoets (niet oud)

Slide 15 - Slide

BOUWSTEEN 7: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 11, 12, 14 t/m 16, 20 t/m 23, 26, 36 en 37, 52 t/m 56, 58 en 59
Schrijven, maken: opgaven 1 t/m 3.

Woordenschat: bouwsteen 7 en tussentoets (niet oud) op niveau opl. maken. 

Slide 16 - Slide

BOUWSTEEN 8: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 7, 13, 15, 18 t/m 20, 29, 30, 44, 47, 52.
Schrijven, maken: opgaven 1, 2, 10 t/m 12.

Woordenschat bouwsteen 8. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent. Sluit af met de tussentoets (niet oud)


Slide 17 - Slide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 8; opgaven 13, 14; opgaven 16 t/m 18.

Woordenschat: bouwsteen 3 Inleiding, kern en slot
Tussentoets (niet oud)


Slide 18 - Slide