4Mavo - Hoofdstuk 5 - Paragraaf 5 en 6

Welkom.! 
5.5 Vreemd geld 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom.! 
5.5 Vreemd geld 

Slide 1 - Slide

Europese monetaire unie (EMU)
Landen die allemaal dezelfde munteenheid gebruiken. De euro!
Niet alle EU landen horen bij de EMU!
Bijvoorbeeld Zweden hoort wel bij de EU, maar niet bij de EMU.

Ook wel Eurozone genoemd.
 

Slide 2 - Slide

 EU                                              EMU

Slide 3 - Slide

Europese Monetaire Unie
Voorwaarden om deel te nemen aan de EMU:
  • In de EMU zijn afspraken gemaakt over de staatsschuld.
  • In de EMU zijn afspraken gemaakt over het begrotingstekort.
  • In de EMU zijn afspraken gemaakt over de maximale inflatie.

Strenge eisen omdat het over meerdere economieën gaat. Om de wisselkoers van de euro stabiel te houden.  

Slide 4 - Slide

Vreemde valuta:

Vreemde valuta:

Geldsoort van een ander land. 


Wisselkoers:
Prijs van vreemde valuta. De wisselkoers geeft aan hoeveel vreemde valuta je betaalt of ontvangt voor één euro.
, uitgedrukt in euro’s


Slide 5 - Slide

Gevolgen als de wisselkoers van dollar stijgt:
Wij betalen dan meer voor producten uit Amerika. Dus onze import uit Amerika daalt.

Maar het geld van de Amerikanen wordt meer waard dus Europa wordt voor hun goedkoper. Hierdoor stijgt de import dus. Voor de Eurolanden stijgt de export.  

Slide 6 - Slide

wisselkoers
De wisselkoers van de Inidiaanse Rupees daalt. Wat betekent dit voor euro landen? 

Slide 7 - Slide

Transactiekosten
Extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot stand te brengen

Nadelen:
- Transactiekosten belemmeren de ruil.
- Transactiekosten belemmeren het optimaal profiteren van arbeidsdeling.

Slide 8 - Slide

Nadeel van de euro binnen de eurozone:

  • De eurolanden moeten hun economisch beleid op elkaar afstemmen. Goede samenwerking is belangrijk.

De regeringen van de eurolanden willen geen grote staatsschuld of grote tekorten op hun rijksbegroting.

Slide 9 - Slide

Voordelen van de euro binnen de eurozone:
  • Geld wisselen niet nodig.
  • Prijzen vergelijken is makkelijk.
  • Het is goedkoper (geen transactiekosten/provisie).
  • Geen stijging of daling van de wisselkoers.
  • Het bevordert de werkgelegenheid in de eurozone.

Slide 10 - Slide

Welkom.! 
5.6 De eurozone

Slide 11 - Slide

Europese Centrale Bank (ECB)
  • ECB bewaakt de waarde van de euro (prijsstabiliteit) 
  • ECB brengt eurobankbiljetten in omloop
  • ECB stelt de hoogte van de rente vast die banken moeten betalen als ze geld lenen van ECB.

Slide 12 - Slide

Wat zijn transactiekosten?
A
Kosten die gemaakt worden om de budgetlijn te kunnen weergeven
B
Kosten die gemaakt worden voor het maken van een geschikte ruil.
C
Kosten die gemaakt worden bij het verplaatsen van goederen
D
Kosten die gemaakt worden om niet te ruilen.

Slide 13 - Quiz

De Europese monetaire unie wordt ook wel de Eurozone genoemd. Het doel is een gezamenlijke munt. Wat is hiervan geen voordeel
A
Heb je geen kosten voor het omwisselen van vreemd geld.
B
kun je de prijs van producten beter vergelijken
C
EMU landen kunnen goedkoper wisselen naar dollars

Slide 14 - Quiz

Wat is de EMU?
A
Alle landen binnen Europa
B
Alle landen binnen de Europese Unie
C
Alle landen die met de euro betalen

Slide 15 - Quiz

De ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2%. Wat zal de ECB doen wanneer de inflatie te laag wordt?
A
Rente verlagen
B
Rente verhogen
C
Wachten tot dat het vanzelf weer beter gaat
D
Minder geld in omloop brengen

Slide 16 - Quiz

Wat is geen taak van de ECB?
A
Geld uitlenen aan de eurolanden
B
omwisselen van vreemde valuta
C
eurobankbiljetten in omloop brengen
D
de inflatie bewaken

Slide 17 - Quiz

De euro is de munt van de eurozone.
Kies welke landen samen de eurozone vormen.
A
alle landen in Europa
B
de landen van de Europese Monetaire Unie
C
de landen van de Europese Unie

Slide 18 - Quiz

Wat is de hoofddoelstelling van de ECB?
A
Een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
B
Veilig houden van spaartegoeden
C
Een hoge koers van de euro
D
Stabiele prijzen (net geen 2% inflatie)

Slide 19 - Quiz