Quiz

• Economie
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Quiz

Arbeid en productie

250610 2e/2f

Het maken van goederen en het leveren van diensten.

1. Consumeren
2. Produceren
3. Toegevoegde waarde
4. Omzet

Het aantal verkochte producten.

1. Afzet
2. Verkoopprijs
3. Nettowinst
4. Omzet

Door het product te bewerken wordt het meer waard.

1. Bedrijfskosten
2. Verkoopprijs
3. Toegevoegde waarde
4. Inkoopwaarde

Welke formule klopt?

1. Omzet - inkoopwaarde = nettowinst
2. Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
3. Omzet - bedrijfskosten = nettowinst
4. Omzet - bedrijfskosten = brutowinst

Tobias heeft een kledingzaak. Een zomerjas koopt hij in voor € 34. Hij verkoopt de jas met een brutowinstopslag van 60%.
Bereken de verkoopprijs van de jas.

1. € 13,60
2. € 20,40
3. € 34
4. € 54,40

Wat is geen bedrijfskosten?

1. Loon personeel
2. Inkoopwaarde
3. Huur bedrijfspand
4. Energiekosten

De verkoopprijs is € 40. De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs.

1. € 31,60
2. € 40,84
3. € 44,80
4. € 48,40

Het totale bedrag dat een bedrijf betaalt voor de inkoop van producten.

1. Inkoopprijs
2. Inkoopwaarde
3. Omzet
4. Brutowinst

Vraag

Aanbod

H&M heeft veel keuze uit kleding voor kinderen.

Youri heeft op de markt een kraam met groente en fruit.

Elise wil een paar nieuwe schoenen.

In een reclamefolder staan producten van de Mediamarkt.

Een supermarkt levert diensten.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is een voorbeeld van ongeschoold werk?

1. Kapper
2. Leraar
3. Pakketbezorger
4. Kok

Groenrijk verkoopt kerstbomen voor € 27,50 per stuk. De omzet is € 2.365.
Bereken de afzet.

1. 12
2. 65
3. 86
4. 65.038

Wat is geen arbeidsvoorwaarde?

1. Het loon per maand
2. De functie
3. Aantal werkuren per week
4. Aantal vakantiedagen

Zelfstandig werken

Pak de oefentoets erbij. Dan bespreken we deze.

Maak de herhalingsopdrachten of plusopdrachten als er nog tijd is.