This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
1. Welke inkomsten een gemeente
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
1. Welke inkomsten een gemeente zoal heeft
2. Wat de belangrijkste inkomsten voor het rijk zijn
3. Welke andere inkomsten het rijk nog meer heeft
4. Wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen
Slide 2 - Slide
Vorige les
Sociaal minimum
Uitkering
Toeslag
Verzorgingsstaat
Solidariteitsbeginsel
Sociale zekerheid
Participatiewet
Slide 3 - Slide
Hoe komt de overheid aan geld?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Hoeveel belastinginkomsten heeft de Nederlandse overheid in 2024 binnengekregen?
A
€250 miljard
B
€350 miljard
C
€402,9 miljard
D
€500 miljard
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Op welke manieren betalen mensen in Nederland belasting?
A
Alleen als je werkt en loon krijgt
B
Alleen als je iets koopt in de winkel
C
Zowel via je inkomen, als via aankopen en bezittingen
D
Alleen als je een boete krijgt
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Welke van de onderstaande belastingen is een directe belasting?
A
BTW op kleding
B
Accijns op benzine
C
Belasting op plastic tasjes
D
Inkomstenbelasting
Slide 14 - Quiz
Welke van de onderstaande belastingen is een indirecte belasting?
A
Motorrijtuigenbelasting
B
Inkomstenbelasting
C
Loonbelasting
D
Accijns op sigaretten
Slide 15 - Quiz
Tom is 15 jaar en heeft een bijbaantje in de supermarkt. Van zijn salaris wordt belasting ingehouden. In het weekend koopt hij een nieuwe game en een blikje energiedrank.
Welke belasting betaalt Tom direct en welke indirect?
A
Hij betaalt directe belasting over zijn salaris en indirecte belasting op zijn game en energiedrank.
B
Hij betaalt indirecte belasting over zijn salaris en directe belasting op zijn aankopen.
C
Hij betaalt directe belasting op zijn game en energiedrank, en indirecte belasting over zijn salaris.
D
Hij betaalt alleen directe belasting, want BTW en accijnzen tellen niet mee.
Slide 16 - Quiz
Kevin is 15 jaar en werkt op zaterdag in een kledingwinkel. Van zijn loon wordt belasting ingehouden. Na zijn werk gaat hij met vrienden naar de snackbar en koopt hij een frietje met een blikje cola.
Welke uitspraak over de belastingen die Kevin betaalt, is juist?
A
Hij betaalt indirecte belasting over zijn loon en directe belasting over het frietje en de cola.
B
Hij betaalt alleen directe belasting, want BTW geldt alleen voor bedrijven.
C
Hij betaalt geen belasting, want hij is nog geen 18 jaar.
D
Hij betaalt directe belasting over zijn loon en indirecte belasting over het frietje en de cola.
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Bereken hoeveel procent van de totale benzineprijs (1 liter) bij de overheid terecht komt
A
100 %
B
55,3%
C
20 %
D
2%
Slide 19 - Quiz
De marge is voor de pomphouder. Bereken hoeveel procent van de totale prijs bij hem terecht komt
A
€0,18
B
44,7%
C
12%
D
100%
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Video
Afsluiting van de les
1. Welke inkomsten een gemeente zoal heeft
2. Wat de belangrijkste inkomsten voor het rijk zijn
3. Welke andere inkomsten het rijk nog meer heeft
4. Wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen