LJ 2 KGT - grammatica les 3

Herhalen pv/ow/gezegde
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalen pv/ow/gezegde

Slide 1 - Slide

Bij de vraagproef komt de pv vooraan in de zin te staan
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Bij de tijdproef verandert alleen de pv
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Bij een vraagzin kun je....
A
Alleen de vraagproef gebruiken
B
Alleen de tijdproef gebruiken
C
De vraagproef en de tijdproef gebruiken
D
De vraagproef en de tijdproef allebei niet gebruiken

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonvorm in de zin:

Morgen ga ik wandelen met Connor
A
morgen
B
ga
C
ik
D
wandelen

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:

Wanneer fietst Keano naar huis?
A
wanneer
B
fietst
C
keano
D
naar

Slide 6 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Het is altijd het eerste woord
B
Vraag: wie of wat + pv
C
Het woord voor de pv
D
Vraag: waarom + ov

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:

Gaan jullie straks gamen?
A
Gaan
B
jullie
C
straks
D
gamen

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:

Voetbalt Jimmy altijd met Ibrahim?
A
voetbalt
B
jimmy
C
altijd
D
ibrahim

Slide 9 - Quiz

Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is het gezegde in de zin:

Amber is van de fiets gevallen
A
is
B
gevallen
C
is gevallen
D
is van de fiets gevallen

Slide 11 - Quiz

Herhalen samengestelde zinnen

Slide 12 - Slide

Een voegwoord plakt twee zinnen aan elkaar
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

In een samengestelde zin staan....
A
2 pv en 2 ow
B
twee pv en 1 ow
C
1 pv en 1 ow
D
1 pv en 2 ow

Slide 14 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin:

Marnix heeft twee glazen water gedronken maar hij heeft nog steeds dorst.
A
water
B
heeft
C
maar
D
nog

Slide 15 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin

Met Pokémon GO moet je veel lopen als je Pokémons wilt vangen
A
moet
B
veel
C
lopen
D
als

Slide 16 - Quiz