Globalisering par 7!

Globalisering 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Globalisering 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Leerdoelen B
• Je weet wat oorzaken en gevolgen van globalisering zijn.
• Je kunt voorbeelden van globalisering noemen.
• Je kunt voordelen en nadelen van globalisering noemen.

Leerdoelen PV
• Je kent enkele factoren die de economische ontwikkeling van een land beïnvloeden.
• Je begrijpt waarom economische ontwikkeling in sommige landen sneller verloopt dan in andere landen.


Slide 2 - Slide

Globalisering is ...
A
Het proces waarbij alle gebieden op de wereld steeds meer met elkaar verbonden worden.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek
D
Alle bedrijven die zich bezighouden met het verlenen van diensten.

Slide 3 - Quiz

Niet iedere weg die een product aflegt is even lang. Welk product legt waarschijnlijk de langste weg af voordat het in de winkel ligt?
A
een ei
B
een telefoonhoesje
C
een gsm
D
melk

Slide 4 - Quiz

Verschillende niveaus 
Deze niveaus moet je kennen. 

Slide 5 - Slide

Schaalniveaus

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welk schaalniveau
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 8 - Quiz

Schaalniveau:
A
Continentaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Lokaal

Slide 9 - Quiz

Welk schaalniveau?
A
Mondiaal
B
continentaal
C
regionaal
D
lokaal

Slide 10 - Quiz

Wat is het grootste schaalniveau?
A
Lokale schaal
B
Nationale schaal
C
Continentale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 11 - Quiz

regionaal
Nationaal 
Internationaal 
Mondiaal

Slide 12 - Drag question

Er zijn verschillende schaalniveaus. Wat is de juiste volgorde van kleine naar grote schaal?
De vraag
De antwoorden
A
Regionaal - lokaal - Nationaal - mondiaal - continentaal
B
Lokaal - nationaal - continentaal - regionaal - mondiaal
C
Regionaal - nationaal - continentaal - mondiaal
D
Lokaal, regionaal, nationaal, continentaal, mondiaal

Slide 13 - Quiz

"Wij hebben belangrijke mainports in Nederland". Wat is een Mainport?
A
Grote havenstad
B
Een ander woord voor wereldstad
C
Een knooppunt in transportroutes tussen werelddelen
D
Stad met zeer hoge mate van welvaart

Slide 14 - Quiz

Mainport 
Wat is een mainport?

Mainport: knooppunt in transportroutes tussen werelddelen.


Slide 15 - Slide

Mainport: Rotterdamse haven
Mainport: Schiphol

Slide 16 - Slide

Import en Export 

Slide 17 - Slide

Globalisering 
De toename van de samenhang in de wereld tussen bedrijven, landen en mensen. 
Mondialisering = globalisering 

Slide 18 - Slide

Oorzaken globalisering 
1. snel en goedkoop transport
2. moderne communicatiemiddelen 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wereld 
De wereld is kleiner geworden. 
Leg uit wat hier mee bedoelt wordt? 

Slide 21 - Slide

Wat wordt bedoelt met: de wereld wordt steeds kleiner?

Slide 22 - Open question

Afstand 
Relatieve afstand
Absolute afstand 

Slide 23 - Slide

Wat is relatieve afstand? 
R
Wat betekent absolute afstand? 
A
Relatieve afstand
Absolute afstand

Slide 24 - Slide

Het voorbeeld van Nutella
Is Nutella een goed voorbeeld van globalisering? 

Slide 25 - Slide

Grondstoffen en fabrieken voor Nutella 

Slide 26 - Slide

Economische voordelen
  • schaalvergroting                produceren gaat effieciënter 
  • loonkosten omlaag                 multinationals 
  • wereldhandel neemt toe
  • lagere prijzen consument 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Welke wereldregio profiteert het minst van de toenemende wereldhandel?
A
Afrika
B
Azië
C
Europa
D
Noord-Amerika

Slide 29 - Quiz

Waarom kunnen sommige wereldregio's niet profiteren van de groeiende wereldhandel?

Slide 30 - Open question

Economische nadelen
  • multinationals hebben veel macht             weggaan
  • verschil rijk en arm neemt toe
  • uitbuiting lage lonen landen 

Slide 31 - Slide

Andere gevolgen
  • westerse bedrijven           westerse ideeën de wereld over
  • kennis makkelijker de wereld over
  • meer contact tussen culturen 
  • milieu  
zoals vrijheid en democratie 

Slide 32 - Slide

Terug naar globalisering 

Slide 33 - Slide

Welk begrip betekent hetzelfde als globalisering?
A
Mondialisering
B
Mondialiteit
C
Internationaal
D
Internationaliteit

Slide 34 - Quiz

Door globalisering kunnen wij iPhones, Samsungs, Sony's en Huawei's kopen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 36 - Quiz

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 37 - Quiz

Globalisering is een oorzaak van de groeiende welvaartskloof.
Zet de onderstaande woorden in de goede volgorde. Begin met globalisering. Schrijf alleen de cijfers op.
Als je de woorden in de goede volgorde zet, zie je de verklaring van de groeiende welvaartskloof in steekwoorden.

Globalisering
  2 globalisering
 


1 geen of weinig banen

3 meer welvaart in de steden

 4 meer werk in de steden
  5 komst multinationals
 6 groeiende welvaartskloof
 tussen platteland en stad

Slide 38 - Drag question

Heb je nog een vraag? Dan kan je deze hier stellen. Begin volgende les zal ik deze beantwoorden.

Slide 39 - Open question

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video