H2.2 Elektriciteit in huis uitwerkingen

• nask
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

H2.2 uitwerkingen

Leerdoelen H2.2 Elektriciteit in huis

• Weten wat een huisinstalatie is
  
• De 4 verschillende draden kennen
  
• Weten hoe overbelasting ontstaat

Zelfstandig werken

• Wat: lees en maak opgaven 22 t/m 30 van H 1.2 op blz. 56 t/m 57. 
• Hoe: helemaal stil! muziek mag in! 
• Hulp: docent 
• Tijd: ???? minuten lang 
• Huiswerk: opdrachten 31 t/m 38 van paragraaf H1.2 op blz. 56 t/m 60.
  
• Klaar?: ga bezig met paragraaf H2.3.         
  
  
  
   

22 Louisa zegt: ‘In een groepenkast heeft elke groep een eigen zekering.’ Daan zegt: ‘Elektriciteitsdraden worden gemaakt van koperdraad.’ Wie heeft gelijk?

1. Alleen Louisa heeft gelijk.
2. Alleen Daan heeft gelijk.
3. Louisa en Daan hebben allebei gelijk.
4. Geen van beiden heeft gelijk.

23 In een groep zitten stopcontacten en lichtpunten. Hoe zijn deze geschakeld?

1. Stopcontacten en lichtpunten zijn altijd parallel geschakeld.
2. Stopcontacten en lichtpunten zijn altijd in serie geschakeld.
3. Stopcontacten en lichtpunten zijn soms parallel en soms in serie geschakeld.
4. Stopcontacten zijn in serie geschakeld en lichtpunten parallel.

24 Naar een stopcontact lopen altijd twee draden. Welke twee draden zijn dat?

1. een fasedraad waar spanning op staat en een nuldraad
2. een nuldraad waar spanning op staat en een fasedraad
3. een schakeldraad waar spanning op staat en een fasedraad
4. een schakeldraad waar spanning op staat en een nuldraad

25 Een groep in een huisinstallatie heeft een groepsschakelaar. Wat kun je met de groepsschakelaar doen?

1. Met de groepsschakelaar kun je de stopcontacten en de lichtpunten in het hele huis spanningloos maken
2. B Met de groepsschakelaar kun je alleen de stopcontacten in het hele huis spanningloos maken.
3. Met de groepsschakelaar kun je de stopcontacten en de lichtpunten in een groep tegelijk spanningloos maken
4. Met de groepsschakelaar kun je alleen de stopcontacten in een groep spanningloos maken.

26 Lees de volgende vier omschrijvingen van een draad. Welke omschrijving hoort bij een fasedraad?

1. De draad is blauw en er staat soms wel en soms geen spanning op.
2. De draad is blauw en er staat normaal gesproken 230 V op.
3. De draad is bruin en er staat soms wel en soms geen spanning op.
4. De draad is bruin en er staat normaal gesproken 230 V op.

27 Lees de volgende vier omschrijvingen van een draad. Welke omschrijving hoort bij een nuldraad?

1. De draad is blauw en er staat soms wel en soms geen spanning op.
2. De draad is blauw en er staat normaal gesproken 230 V op.
3. De draad is bruin en er staat soms wel en soms geen spanning op.
4. De draad is bruin en er staat normaal gesproken 230 V op.

28 Bij het aansluiten van een lamp wordt een schakeldraad gebruikt. Welke bewering over de spanning op de schakeldraad is goed?

1. Er staat nooit spanning op de schakeldraad.
2. Er staat altijd spanning op de schakeldraad.
3. Er staat alleen spanning op de schakeldraad als de schakelaar in de UIT-stand staat.
4. Er staat alleen spanning op de schakeldraad als de schakelaar in de AAN-stand staat.

29 De stroomsterkte kan in een groep soms veel te groot worden. Wanneer gebeurt dat?

1. bij kortsluiting
2. bij overbelasting
3. bij kortsluiting en bij overbelasting
4. in geen van deze gevallen

30 Vul in:
a De kleur van de fasedraad is .
b De kleur van de nuldraad is .
c De kleur van de schakeldraad is .

Opgaven 31

32 Leg uit wat er gebeurt:
a bij kortsluiting.

32 Leg uit wat er gebeurt:
b bij overbelasting.

33 Streep door wat fout is.
a Hoe groter de weerstand van het apparaat is, des te groter / kleiner is de stroomsterkte (als het apparaat aanstaat).
b Het koperdraad in snoeren en elektriciteitsdraden heeft een heel grote / kleine weerstand.

34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan.
Wat zou er aan de hand kunnen zijn:
a met de gloeilamp in haar bureaulamp?

34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan.
Wat zou er aan de hand kunnen zijn:
a met de gloeilamp in haar bureaulamp?

34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan.
Wat zou er aan de hand kunnen zijn:

b met een groepsschakelaar in de meterkast?

34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan.
Wat zou er aan de hand kunnen zijn:

c met een van de zekeringen in de meterkast?

34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan.
Wat zou er aan de hand kunnen zijn:

d met het elektriciteitsnet in Amy’s wijk?