H 1 Oefening voor het CP H1

Herhaling H1
1 / 39
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling H1

Slide 1 - Slide

Leg het begrip Congestie in eigen woorden uit

Slide 2 - Open question

De regio in NL waar het meeste geld verdiend wordt is
A
Twente
B
Brabant
C
Utrecht
D
Randstad

Slide 3 - Quiz

Wat is geen bewonerskenmerk?
A
WOZ-waarde
B
Opleiding
C
Inkomen
D
Werkgelegenheid

Slide 4 - Quiz

Vergrijzing?

Slide 5 - Mind map

Noem nog twee(!) kenmerken van de woonomgeving. (geen WOZ)

Slide 6 - Open question

Wat is geen voorbeeld van een welvaartsziekte
A
Obesitas
B
Hart- en vaatziektes
C
Overgewicht
D
AIDS

Slide 7 - Quiz

De vergrijzing is hoog in NL omdat de levensverwachting afneemt
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Als je bij de Mac Donalds werkt, heb je een baan in de derde sector
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

De alfabetiseringsgraad geeft aan hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Als je niet voldoende voedsel binnen krijgt dan heb je....
A
Obesitas
B
Kwalitatieve honger
C
Kwantitatieve honger
D
Kindersterfte

Slide 11 - Quiz

Welk begrip past bij dit kaartje?
A
VN-Index
B
Exportlandbouw
C
Beroepsbevolking
D
Congestie

Slide 12 - Quiz

Wat kun je zeggen over de welvaart in Nederland en Polen?
Gebruik BNP en koopkracht in je antwoord

Slide 13 - Open question


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 14 - Quiz

Wat is een emissieplafond?
A
Maximale hoeveelheid die je mag exporteren
B
Maximale hoeveelheid CO2 die je mag uitstoten
C
Maximale hoeveelheid die een land kan produceren
D
Minimale hoeveelheid CO2 die je mag uitstoten

Slide 15 - Quiz

In welk land verwacht je minste voedselzekerheid
A
Verenigde Staten
B
Nederland
C
Nigeria
D
Rusland

Slide 16 - Quiz

Wat betekent - internationaal milieuverdrag-?

Slide 17 - Open question

Nl wil het kwaliteit van het water in de Rijn verbeteren.
Hoe kan NL dat best aanpakken?
(Met wie moet NL een verdrag sluiten)

Slide 18 - Open question

In een bepaalde stad staan oude gebouwen, deze worden om de 20 jaar "opgeknapt"
A
Restauratie
B
Renovatie
C
Sanering
D
Verpaupering

Slide 19 - Quiz


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 20 - Quiz

Welk van de onderstaande provincies heeft de laagste welvaart
A
Noord-Holland
B
Zuid-Holland
C
Noord-Brabant
D
Zeeland

Slide 21 - Quiz

Welke begrippen horen bij de vorige vraag?

A
Sanering Renovatie BBP/hoofd
B
Bruto Regionaal Producht (BRP) Regionale verschillen Regionale ongelijkheid
C
Sociale cohesie Reginale verschillen Congestie
D
Welvaartsziektes, secundaire sector, kwantitatieve honger

Slide 22 - Quiz

Welk begrip hoort bij de vorige vraag?
(meerdere mogelijk)

Slide 23 - Open question

In landen met welvaartsziektes is de luchtkwaliteit relatief slecht. Ben je het eens of oneens met deze stelling en leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open question

Congestie komt vooral voor in het .... van Nederland
A
Noorden
B
Oosten
C
Westen
D
Zuiden

Slide 25 - Quiz

Als je van het noorden van Nigeria naar het zuiden reist, dan:
A
neemt de bevolkingsdichtheid af
B
neemt bevolkingsdichtheid toe
C
blijft de bevolkingsdichtheid gelijk

Slide 26 - Quiz

Als je van het noorden van Nigeria naar het zuiden reist, dan:
A
Neemt het BNP toe
B
Neemt het BNP af

Slide 27 - Quiz

Als je van het noorden van Nigeria naar het zuiden reist, dan:
A
zijn er meer conflicten (oorlog)
B
zijn er minder conflicten (oorlog)
C
blijft alles onveranderd

Slide 28 - Quiz

De beroepsbevolking zijn alle mensen die tegen betaling werken en de werklozen.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quiz

Vul aan: Industrie die ....................., vertrekt naar lagelonenlanden.
A
.. arbeidsintensief is
B
.. goedkoop is
C
.. kennisintensief is
D
.. veel grondstoffen nodig heeft

Slide 30 - Quiz

Wat hebben handelsbelemmeringen en exportsubsidies met elkaar te maken?

Slide 31 - Open question

Mensen werken minder in de landbouw, er is een goed ontwikkelde industrie en steeds meer mensen werken in de dienstensector.
Welk begrip past hier bij?
A
Volgers
B
Koplopers
C
Achterblijvers

Slide 32 - Quiz

De zuigelingensterfte in Nigeria is hoger/lager dan in Nederland?
A
Hoger
B
Lager

Slide 33 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving van het begrip zuigelingensterfte
A
Baby's die meteen na de geboorte overlijden
B
Baby's die overlijden voordat ze geboren worden
C
Het aantal kinderen dat overlijdt
D
Het aantal kinderen dat in het eerste levensjaar overlijdt

Slide 34 - Quiz

Zuigelingensterfte haalt de levensverwachting omlaag
A
Eens
B
Oneens
C
Maakt geen verschil

Slide 35 - Quiz

Nederland is economisch een groot land want....
(Kies het FOUTE antwoord.)
A
het heeft een van de grootste zeehavens ter wereld.
B
het heeft veel hoofdkantoren van multinationals.
C
het staat hoog in de lijsten van bnp/hoofd en welzijn.
D
het grootste deel van de bevolking werk in de primaire sector.

Slide 36 - Quiz

Verandering door toegenomen mobiliteit
A
Geen
B
minder bewoners per huis
C
verouderde huizen
D
Geen parkeerplek

Slide 37 - Quiz

Mobiliteit leidt tot...?
A
Stijging welzijn
B
Stijging welvaart
C
Stijging gentrificatie
D
Stijging congestie

Slide 38 - Quiz

Wat betekent mobiliteit?
A
Redenen waarom je naar een gebied gaat
B
Hoe makkelijk je ergens kan komen
C
Dat heeft te maken met een mobiele telefoon
D
De mogelijkheid die mensen hebben om zich te verplaatsen

Slide 39 - Quiz