H4, woordenschat les 1 + les 2

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg 
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg 
- samen inoefenen
- zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Woorden met meerdere betekenissen

Homoniemen


Slide 2 - Slide

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 3 - Slide

DOEL

WOORDEN MET MEERDERE BETEKENISSEN


- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen




Slide 4 - Slide

Geef drie voorbeelden van homoniemen.

Slide 5 - Open question

HOMONIEMEN
Zulke woorden met meerdere betekenissen noemen we 'homoniemen'

Slide 6 - Slide

HOMONIEMEN - voorbeelden


bank = een zitmeubel - je brengt er je geld naar toe

arm = lichaamsdeel - niet rijk

kater = dier - heb je als je de vorige dag teveel gedronken hebt

koper = iemand die iets koopt - metaalsoort

kussen = hoofdkussen - zoenen

Slide 7 - Slide

Homoniem of niet?
pad
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Homoniem of niet?
water
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Homoniem of niet?
kaas
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz



Bekijk het fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 11 - Slide

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willem', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 17 - Quiz

Maak twee zinnen die allebei een andere betekenis geven van het woord WEER.

Slide 18 - Open question

OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden . 
Ze horen bij een ander woord. Dit woord is een homoniem ofwel een woord met meerdere betekenissen.

Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - berooid

Antwoord: arm

Slide 19 - Slide

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen (homoniemen). Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst opmaken welke betekenis wordt bedoeld.

Slide 20 - Slide

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 21 - Open question

Welk woord past hier bij?

koning - vrieskou

Slide 22 - Open question

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 23 - Open question

Welk woord past hier bij?

hoofdsteun - zoenen

Slide 24 - Open question

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht

Zelfstandig werken: opdracht 1, 2 en 3
Dit is ook het huiswerk

Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 25 - Slide