This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Good morning everyone
Slide 1 - Slide
Doel van de les
Aan het einde van de les heb je geoefend met alle grammatica van UNIT 6
Slide 2 - Slide
Last lesson?
Slide 3 - Mind map
Groep 1
Jullie gaan nu naar teams en gaan de oefentoets maken op een blaadje. Als je vragen hebt of je komt ergens niet uit kan je na mijn uitleg vragen stellen. Klaar? Maak een verhaaltje in het Engels waarin je alle grammatica van UNIT 6 tenminste 1 keer gebruikt.
Slide 4 - Slide
Trappen van vergelijking
Slide 5 - Slide
Basisregel
- Vergrotende trap: woord + -er
- Overtreffende trap: woord + -est
old
older
oldest
Slide 6 - Slide
-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:
big - bigger than - the biggest
tall - tallerthan - the tallest
white - whiter than - the whitest
Slide 7 - Slide
Uitzondering: -ier / iest
Bij woorden die eindigen op een y iser een uitzondering:
Vergrotende trap: y valt weg en er komt -ier achter
Overtreffende trap: y valt weg en er komt -iest achter
scary - scarier than - the scariest
heavy - heavier than - the heaviest
Slide 8 - Slide
Wat zijn de trappen van vergelijking voor: Tall?
A
taller-tallst
B
taller-tallest
C
more tall-most tall
D
tallier-talliest
Slide 9 - Quiz
Trappen van vergelijking: Our sauna at home is ... (hot) the sauna in this wellness.
Slide 10 - Open question
Gebruik:
Advies geven
Zeggen wat iemand (niet) moeten doen
Vorm:
should
shouldn't
Should:
(zou) eigenlijk moeten
Shouldn't:
(zou) eigenlijk niet moeten
Na should en shouldn't krijg je altijd het hele werkwoord.
should <> shouldn't
(zou) eigenlijk moeten
Slide 11 - Slide
You_____ talk with your mouth full
A
should
B
shouldn't
Slide 12 - Quiz
word order
woordvolgorde
Gebruik:
woordvolgorde van Engelse zinnen
Engelse zinnen hebben een andere volgorde dan Nederlandse zinnen
Vorm:
Wie?
Doet wat?
Met wie of wat?
Waar?
Wanneer?
Voorbeelden:
Wiedoetwat met wie/watwaarwanneer
Onderwerpw.w.lijdend v.w.plaatstijd
Mister Sebeleatssalmon at home in the morning.
Let op: Plaats komt voor tijd!
Slide 13 - Slide
Put the words in the correct order
I
have
always
wanted
a puppy
we
are
having
lunch
at the pub
tomorrow
she
always
does
her work
at home
at night
Slide 14 - Drag question
TO BE GOING TO
Wanneer?
Om aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren.
Hoe?
to be (am/is/are) + going to + hele ww
Voorbeeld?
I amgoing tovisit my friends this weekend.
Slide 15 - Slide
Gebruik: to be going to They ____ drive home.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
Slide 16 - Quiz
Present Continuous
De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissendie nu bezig of nu aan de gang zijn
Slide 17 - Slide
Present Continuous
Je maakt de present continuous met: to be (am / are / is) + hele werkwoord + ing
I am doing my homework right now.
You are making a mess.
Mike is talking to his neighbour.
Slide 18 - Slide
Quiet please! I ______ a test.
A
take
B
takes
C
am taking
D
taking
Slide 19 - Quiz
My / mine / of mine
Slide 20 - Slide
This is my book, not ____
A
your
B
yours
Slide 21 - Quiz
Ik snap de grammatica nu
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
Groep 1 en 2
Ga naar teams en open de oefentoets. Begin bij onderdeel C.