All grammar 1g2

Good morning everyone
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Good morning everyone

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van de les heb je geoefend met alle grammatica van UNIT 6

Slide 2 - Slide

Last lesson?

Slide 3 - Mind map

Groep 1
Jullie gaan nu naar teams en gaan de oefentoets maken op een blaadje. Als je vragen hebt of je komt ergens niet uit kan je na mijn uitleg vragen stellen. Klaar? Maak een verhaaltje in het Engels waarin je alle grammatica van UNIT 6 tenminste 1 keer gebruikt.

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 5 - Slide

Basisregel

- Vergrotende trap: woord +  -er
- Overtreffende trap: woord + -est
old
older
oldest

Slide 6 - Slide

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 7 - Slide

Uitzondering: -ier / iest
Bij woorden die eindigen op een y is er een uitzondering:
Vergrotende trap: y valt weg en er komt -ier achter
Overtreffende trap: y valt weg en er komt -iest achter

scary - scarier than - the scariest
heavy - heavier than - the heaviest



Slide 8 - Slide

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
Tall?
A
taller-tallst
B
taller-tallest
C
more tall-most tall
D
tallier-talliest

Slide 9 - Quiz

Trappen van vergelijking:
Our sauna at home is ... (hot) the sauna in this wellness.

Slide 10 - Open question

 Gebruik:
  • Advies geven
  • Zeggen wat iemand (niet) moeten doen
 Vorm:
  • should
  • shouldn't
Should:
  • (zou) eigenlijk moeten
Shouldn't:
  • (zou) eigenlijk niet moeten
  • Na should en shouldn't krijg je altijd het hele werkwoord.
should <> shouldn't
(zou) eigenlijk moeten

Slide 11 - Slide

You_____ talk with your mouth full
A
should
B
shouldn't

Slide 12 - Quiz

word order
woordvolgorde
Gebruik:

  • woordvolgorde van Engelse zinnen
  • Engelse zinnen hebben een andere volgorde dan Nederlandse zinnen
Vorm:

  • Wie?
  • Doet wat?
  • Met wie of wat?
  • Waar?
  • Wanneer?
Voorbeelden:

  • Wie doet wat met wie/wat waar wanneer
  • Onderwerp w.w. lijdend v.w. plaats tijd
  • Mister Sebel eats salmon at home in the morning.

  • Let op: Plaats komt voor tijd!

Slide 13 - Slide

Put the words in the correct order
I
have
always
wanted
a puppy
we
are
having
lunch
at the pub
tomorrow
she
always
does
her work
at home
at night

Slide 14 - Drag question

TO BE GOING TO
Wanneer?
Om aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren.
Hoe?
to be (am/is/are) + going to + hele ww
Voorbeeld?
I am going to visit my friends this weekend.

Slide 15 - Slide

Gebruik: to be going to
They ____ drive home.
A
am going to
B
is going to
C
are going to

Slide 16 - Quiz

Present Continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.

  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die nu bezig of                        nu aan de gang zijn

Slide 17 - Slide

Present Continuous
  • Je maakt de present continuous met:                                       to be (am / are / is) + hele werkwoord + ing

  • I am doing my homework right now.
  • You are making a mess.
  • Mike is talking to his neighbour.

Slide 18 - Slide

Quiet please! I ______ a test.
A
take
B
takes
C
am taking
D
taking

Slide 19 - Quiz

My / mine / of mine

Slide 20 - Slide

This is my book, not ____
A
your
B
yours

Slide 21 - Quiz

Ik snap de grammatica nu
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Groep 1 en 2
Ga naar teams en open de oefentoets. Begin bij onderdeel C.
Klaar? Ga verder met de self test en catch up.

Slide 23 - Slide

Les 2
Samen de oefentoets nakijken

Slide 24 - Slide