Dialecten, week 6 > Instructiemoment

Dialecten,
week 6

Instructiemoment
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Dialecten,
week 6

Instructiemoment

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Na deze instructie:

* Weet je nog iets meer over de Nederlandse dialecten.
* Heb je het spreekplan herhaald.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Wat weet je inmiddels over dialecten?
* Naast de standaardtaal (Algemeen Nederlands / Algemeen Beschaafd Nederlands) komen er taalvarianten voor.
* Dialecten zijn talen waarin klanken en woorden voorkomen die typisch zijn voor een dorp, stad of streek.
* Dialecten waren er eerder dan de standaardtaal.
* Fries is geen dialect, maar een zelfstandige taal.

Slide 4 - Slide

Sommige dialecten hebben ook een andere zinsbouw dan de standaardtaal.
Vóór het jaar 1600 sprak iedereen alleen maar dialect. Nu spreken nog maar weinig mensen dialect. Vooral jongeren gebruiken weinig dialect meer. Dat komt doordat er tegenwoordig veel meer contact is dan vroeger tussen mensen uit verschillende streken.
Echte Friese woorden zijn bijvoorbeeld: famke (meisje), fereale (verliefd) en njonkelytsen (kalm aan, langzamerhand).
Bekijk de dialect-
woorden hiernaast
aandachtig...

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Sleep de uitspraken naar het juiste vakje.
Waar
Niet waar
Dialect is de taal van de boeren.
Dialect is vooral spreektaal.
Dialect is typisch Nederlands.
Fries is een dialect.

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Wat hoort er op de puntjes te staan?

Er zijn ongeveer ..... dialecten in Nederland.
A
10
B
25

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er op de puntjes te staan?

Over honderd jaar spreken ..... mensen dialect.
A
meer
B
minder

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er op de puntjes te staan?

Dialecten waren er ..... dan het Algemeen Nederlands.
A
eerder
B
later

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er op de puntjes te staan?

Dialect wordt vooral door ..... gesproken.
A
jongeren
B
ouderen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Kies de goede betekenis 
van de dialectwoorden.
kwaad
struikelen
zoenen
armoedig
verpesten
tot ziens
praatjes
snoetjeknovveln
(Gronings)
babbelegoegies
(Drents)
hellig
(Overijssels)
stroffele
(West-Fries)
houdoe
(Noord-Brabants)
versjangeleren
(Limburgs)
achenebbisj
(Amsterdams)

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Bekijk het kaartje. De kleuren op de kaart geven aan hoe vaak er dialect wordt gesproken in het gebied.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je dat er veel dialect gesproken wordt?
Wit
Lichtblauw
Blauw

Slide 13 - Poll

Wit = bijna geen
Lichtblauw = weinig
Blauw = veel
Bekijk het kaartje. De kleuren op de kaart geven aan hoe vaak er dialect wordt gesproken in het gebied.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waar wonen volgens jou de meeste mensen?
Wit
Lichtblauw
Blauw

Slide 15 - Poll

Wit
Wat denk je, spreekt meer of minder dan de helft van de Nederlanders dialect?
meer
minder

Slide 16 - Poll

Minder
Assessmentopdracht Nederlands
Voor het assessment houd je een betogende voordracht over dialecten. Hiervoor gebruik je de tekstopbouw die je hebt geleerd tijdens het schrijven van een overtuigende tekst.
Zoek zoveel mogelijk informatie over dialecten. Wat zijn belangrijke zaken als we het over dialecten hebben? (Denk bijvoorbeeld aan het feit dat steeds minder mensen dialect spreken.)
Wat vind jij van de informatie die je hebt gevonden? Noteer je je mening en argumenten.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten voor Nederlands, week 6:
  • Maak elke schooldag de oefening op www.beterspellen.nl.
    (Meld je aan via de link om kans te maken op een prijs)
  • Maak de LessonUp die in het handboek staat.
    Het materiaal dat je nodig hebt voor de LessonUp staat in de drive.
  • Verwerk de informatie die je vorige week over dialecten gevonden hebt in een spreekplan.
    Je vindt een schema dat je kunt invullen in de drive bij week 6.

Succes!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions