Zet de werkwoorden, die achter de zin tussen haakjes staan, in de goede vorm in de zin in de tegenwoordige tijd.
Schrijf ook het onderwerp, dat hoort bij de persoonsvorm, op!
Slide 16 - Slide
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
1. Hoe vaak ... je dat horloge eigenlijk op? (winden)
Slide 17 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
2. … nou niet ongeduldig. (worden)
Slide 18 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
3. … zijn verklaring jou? (overtuigen)
Slide 19 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
4. Volgens mij … die wielrenners wel vijf uur per week aan conditietraining. (besteden)
Slide 20 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
5. Ik ... een bos dahlia’s voor je ... . (afsnijden)
Slide 21 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
6. De umpire … de beslissing van de lijnrechter. (overrulen)
Slide 22 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
7. … dit uiterlijk morgen aan je trainer. (melden)
Slide 23 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
8. Morgen … de organisatiecommissie een persconferentie. (beleggen)
Slide 24 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
9. Deze vereniging … voorlichtingsmateriaal in het noorden van het land. (verspreiden)
Slide 25 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.
10. Jij … het juiste. (vermoeden)
Slide 26 - Open question
Opdracht persoonsvorm verleden tijd & onderwerp
Zet de werkwoorden, die achter de zin tussen haakjes staan, in de goede vorm in de zin in de verleden tijd.
Schrijf ook het onderwerp, dat hoort bij de persoonsvorm, op!
Slide 27 - Slide
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
1. Iedereen ... het antwoord. (raden)
Slide 28 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
2. Vorig jaar … deze vergrotingen nog maar een euro. (kosten)
Slide 29 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
3. Aan het eind van de vorige eeuw … boeren grote stukken bos. (kappen)
Slide 30 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
4. Tijdens het zomerfeest … honderden lampen het park. (verlichten)
Slide 31 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
5. Op de camping … ze elke week. (bingoën)
Slide 32 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
6. De competitie ... vorig jaar een saai schouwspel … . (opleveren)
Slide 33 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
7. Door het traag stromende water … de riviermonden dicht. (slibben)
Slide 34 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
8. Ondanks een geweldige sprint … hij de trein. (missen)
Slide 35 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
9. Het nieuwe bestuur … gisteren over het programma van eisen. (brainstormen)
Slide 36 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
10. Tom en Ruud ... het hele verhaal aan de docent. (vertellen)
Slide 37 - Open question
Opdracht persoonsvorm (t.t. en v.t.) & onderwerp
Zet de werkwoorden, die achter de zin tussen haakjes staan, in de goede vorm in de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.
Benoem vervolgens het onderwerp.
Benoem tot slot de werkwoordsvorm: PVTT of PVVT
Slide 38 - Slide
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
1. Waarom ... je chef z’n afspraken niet? (onthouden)
Slide 39 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
2. Niemand ... hem meer. (verwachten)
Slide 40 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 3. Ter gelegenheid van Anna’s verjaardag … we gisteren bij de Echoput. (brunchen)
Slide 41 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
4. … eens wie ik in de stad heb gezien! (raden)
Slide 42 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 5. Hoe ... je eigenlijk een huismus van een ringmus? (onderscheiden)
Slide 43 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 6. Zo’n werkschema … van een degelijke aanpak. (getuigen)
Slide 44 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 7. Iedereen ... te veel geld. (besteden)
Slide 45 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 8. … die troep nou niet vlak achter het huis! (verbranden)
Slide 46 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 9. … het tekort nu al? (verminderen)
Slide 47 - Open question
Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm. 10. Jaap … zich heus wel eens. (vergissen)
Slide 48 - Open question
Conclusie:
1. Ik weet welke regel ik gebruik bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd - enkelvoud.
A
ja
B
nee
C
ik twijfel
Slide 49 - Quiz
Conclusie:
2. Ik weet welke regel ik gebruik bij de spelling van de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden.
A
ja
B
nee
C
ik twijfel
Slide 50 - Quiz
Conclusie:
3. Ik weet welke regel ik moet gebruiken om het onderwerp in een zin te vinden.
A
ja
B
nee
C
ik twijfel
Slide 51 - Quiz
Conclusie:
4. Wat moet je nog doen om de persoonsvorm onder de knie te krijgen?
Slide 52 - Open question
Conclusie:
5. Wat moet je nog doen om het onderwerp onder de knie te krijgen?