4.9 Spelling: vt en tw deelwoord als bn, leestekens

Spelling: H 4.9 + H 5.9
Je leert:
  • 2 x 20 nieuwe dicteewoorden.
  • hoe je het voltooid en tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
  • wanneer je leestekens (trema, apostrof, accent, weglatingsstreepje, koppelteken) gebruikt.
  • hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands spelt.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling: H 4.9 + H 5.9
Je leert:
  • 2 x 20 nieuwe dicteewoorden.
  • hoe je het voltooid en tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
  • wanneer je leestekens (trema, apostrof, accent, weglatingsstreepje, koppelteken) gebruikt.
  • hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands spelt.

Slide 1 - Slide

H 4.9: Spelling
DOEL vandaag:
  • Je hebt de spelling van de 20 dicteewoorden geoefend.
  • Je weet wanneer je leestekens (trema, apostrof, accent) moet gebruiken.
-------------------------------------------------------------------------------------
Neem het boek A. Ga naar blz. 77.



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

H 4.9: Spelling
Leestekens: trema - apostrof - accent


Slide 4 - Slide

H 4.9: Spelling
Trema: = de twee stipjes boven een letter.

Wanneer gebruik je een trema?
  1. als je in één  woord twee klinkers niet als één klank mag lezen:   ruïne, havoër
  2. in het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -ee:        idee - ideeën
  3. in het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -ie:         kopieën, categorieën, bacteriën
  4. bij voltooide deelwoorden waar na ge- een -e, -i of -u volgt:  geëmigreerd, geïnteresseerd

Géén trema als het woord goed uitgesproken wordt:                        buiig, beoefenen


Slide 5 - Slide

H 4.9: Spelling
Apostrof: = de hoge komma in een woord.

Wanneer gebruik je een apostrof?
  1. als een of meer letters zijn weggelaten:                                              's morgens, 't buurthuis
  2. bij het meervoud van woorden op -a, -i, -o, -u of -y eindigtpizza's, ski's, baby's
  3. Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken:
                                                                                                                                 Anja's tablet, Ivo's jas
    MAAR: bij een s-klank schrijf je alléén een apostrof:                Felix' vrienden, Tess' voetbalteam
  4. Na cijfers, afkortingen en afleidingen:                                        A4'tje, cd's



Slide 6 - Slide

H 4.9: Spelling
Accent: = het streepje op een woord.

Welke accenttekens gebruiken we?
  1.  accent aigu:                 cliché
  2. accent grave:               barrière
  3. accent circonflexe:   enquête

Het accent aigu gebruiken we ook om nadruk te leggen op woorden: Je moet nú komen!


Slide 7 - Slide

H 4.9: Spelling
Oefenen!
blz. 75, opdracht 8ab:

Slide 8 - Slide

H 4.9: Spelling
Oefenen! blz. 75, opdracht 8cd









Ben je klaar? Ga verder met opdracht 1 (alleen trema, accentteken of apostrof) (= huiswerk)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Huiswerk

Slide 12 - Slide

H 4.9: Spelling
DOEL van vandaag:
  • Je oefent de dicteewoorden.
  • Je leert hoe je het voltooid en tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.

Slide 13 - Slide

H 4.9: Spelling
DOEL van vandaag:
Je weet hoe je het voltooid en tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord kan gebruiken.

Slide 14 - Slide

H 4.9: Spelling
Huiswerk: Leer de dicteewoorden schrijven.



Slide 15 - Slide

H 4.9: Spelling
Huiswerk: Leer de dicteewoorden schrijven.

  1. A4'tje
  2. buiig
  3. categorieën
  4. déjà vu
  5. reünie
  6. vwo'er

Slide 16 - Slide

H 4.9: Spelling
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voorbeeld:           De meisjes bekijken de uitgestalde kleding.
                                 

Uitleg:



Slide 17 - Slide

H 4.9: Spelling
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

  1. Hoofdregel: Schrijf bijvoeglijke naamwoorden zo kort mogelijk op.
                               Je schrijft dus maar 1 -d of -t, gevolgd door een -e.           de verwachte trein
  2. Maar soms heb je voor de uitspraak een extra letter nodig:                    de geredde hond
  3. Als het voltooid deelwoord eindigt op -en dan schrijf je het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde:                                                                                                                          het gebakken ei





Slide 18 - Slide

H 4.9: Spelling
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

  1. Hoofdregel: Schrijf bijvoeglijke naamwoorden zo kort mogelijk op.
                               Je schrijft dus maar 1 -d of -t, gevolgd door een -e.           de verwachte trein
  2. Maar soms heb je voor de uitspraak een extra letter nodig:                    de geredde hond
  3. Als het voltooid deelwoord eindigt op -en dan schrijf je het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde:                                                                                                                          het gebakken ei

Let op de regels voor het vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
Je schrijft altijd een -e, behalve bij 'een' + het-woord:               het gewerkte uur - een gewerkt_ uur



Slide 19 - Slide

H 4.9: Spelling
Oefenen:
blz. 72, opdracht 4










Slide 20 - Slide

H 4.9: Spelling
Zelfstandig oefenen:
opdracht 5 en 6


Ben je klaar? Ga verder met opdracht 1 (= huiswerk).

Slide 21 - Slide

H 4.9: Spelling

Slide 22 - Slide