eco H3

3.1 Je eigen bedrijf
1 / 63
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 63 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3.1 Je eigen bedrijf

Slide 1 - Slide

3.2 Personeel gezocht!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat voor bijbaantje lijkt jou leuk?

Slide 4 - Open question

3.2 Personeel gezocht!
1. Als een zelfstandig ondernemer geen personeel heeft, is hij/zij een zzp'er. 

2. Zzp'er: zelfstandige zonder personeel

3. Als je personeel in loondienst hebt ben je een werkgever.

4. Als je in loondienst bent ben je een werknemer.

Slide 5 - Slide

Werknemer of werkgever?
Lynn is hoofd van de groenteafdeling in de supermarkt
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 6 - Quiz

Werknemer of werkgever?
Hans is leraar Duits
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 7 - Quiz

Werknemer of werkgever?
Mo is eigenaar van een bedrijf dat maaltijden bezorgt
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

3.2 Personeel gezocht!


1. Als een bedrijf een baan heeft waarvoor ze iemand zoeken, dan is er een vacature. 

2. Als zo'n vacature jou iets lijkt dan kun je solliciteren. Dan laat je het bedrijf weten dat jij die baan graag wilt. 




Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Opdrachten: 1 t/m 8 (blz. 94 t/m 96)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

3.2 Personeel gezocht! 
1. De arbeidsovereenkomst is een afspraak dat de werknemer in loondienst komt bij de werkgever. 

2. Hier staat in: wat voor werk en wat je arbeidsvoorwaarden (loon, uren, vakantie) zijn.
 3. CAO (collectieve arbeidsovereenkomst): afspraken voor een grote groep bedrijven. 




Slide 13 - Slide

Afspreken hoeveel uren je gaat werken noem je een arbeidsvoorwaarde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

In een .... staan afspraken die een werknemer met een werkgever maakt
A
Loonovereenkomst
B
Werkverdrag
C
Arbeidsovereenkomst

Slide 15 - Quiz

3.2 Personeel gezocht! 

1. Voor de meeste banen heb je scholing (opleiding) nodig: verkoper, kapper, automonteur. 

2. Vaak is er sprake van arbeidsverdeling. Iedere medewerker heeft zijn eigen taken en doet waar hij goed (gespecialiseerd) in is. 





Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Opdrachten: 9 t/m 16 (blz. 97 t/m 99)

Slide 17 - Slide

Wat is een deeltijdbaan?
A
je werkt meer dan 35 uur per week
B
je werkt minder dan 35 uur per week
C
je werkt minder dan 60 uur per week
D
je werkt meer dan 60 uur per week

Slide 18 - Quiz

Terugblik
deeltijdbaan 
Fulltimebaan
fulltimebaan
je moeder werkt 24 uur in een apotheek
jos werkt 35 uur in het ziekenhuis
de buurman werkt 36 uur als vrachtwagenchauffeur 

Slide 19 - Drag question

als iemand een vaste baan heeft dan ......
A
werkt hij/zij 40 uur in de week
B
werkt hij/zij als een vaste invalkracht
C
werkt hij/zij met een contract wat niet eindigt
D
werkt hij/zij op een vaste werkplek

Slide 20 - Quiz

Een deeltijdbaan heet ook wel.
A
tijdelijke baan
B
vaste baan
C
fulltimebaan
D
parttimebaan

Slide 21 - Quiz

Bij een vaste baan heb je een contract voor....
A
Bepaalde tijd
B
Onbepaalde tijd

Slide 22 - Quiz

Voltijdbaan
Deeltijdbaan
fulltime

parttime
5 dagen per week
korter dan 5 dagen 
35 tot 40 uur per week
minder dan 35 uur p/w

Slide 23 - Drag question

Een tijdelijke baan is
A
een baan waarbij je te laat mag komen
B
Een baan voor bepaalde tijd met afgesproken einddatum
C
Een baan voor minder dan 12 uur per week
D
Een baan waarbij geen einddatum is afgesproken

Slide 24 - Quiz

3.3 Wat spreken we af? Deel 2

Slide 25 - Slide

Bruto- en nettoloon
  • Brutoloon = afgesproken loon met werkgever 
  • Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)

  • BRUTOLOON IS ALTIJD HOGER DAN NETTOLOON

Slide 26 - Slide

Wat ga je verdienen? 
                                             Wat ga je verdienen:

Brutoloon                                               (staat in je contract)
loonbelasting en premies  -/-      (betalen aan de overheid)
Nettoloon                                               (krijg je op de rekening)

Minimumloon: wat je minimaal minimaal verdienen
Minimum jeugdloon: loon voor 15 tot 21 jaar 

Slide 27 - Slide

€ ............
€ 400,-
€ 800,-
€ 3.500,-
Brutoloon
Nettoloon = brutoloon - inhoudingen

Slide 28 - Slide

Wat moet je minimaal verdienen?
Om ervoor te zorgen dat iedereen genoeg 
kan verdienen om in zijn basisbehoeften te 
kunnen voorzien, is er een minimumloon 
bepaald. 

Minimumloon = het brutoloon dat een 
werknemer van 21 jaar of ouder minstens 
moet verdienen bij een voltijdbaan.
Tussen de 15 en 21 jaar geldt het 
minimumjeugdloon.


Slide 29 - Slide

Het brutoloon dat je in een voltijdbaan minstens moet verdienen als je 21 jaar of ouder bent, noem je het




Het brutoloon dat iemand tussen 15 en 21 jaar minimaal moet verdienen, noem je het 


minimumloon
minimumjeugdloon

Slide 30 - Drag question

 Juist of onjuist? Sleep het juiste antwoord naar de stelling
A
B
C
Een werknemer ontvangt loon
Het brutoloon is meer dan het nettoloon
Een voltijdbaan heb je als je 34 of meer uren per week werkt
Juist
Juist
Juist
Onjuist
Onjuist
Onjuist

Slide 31 - Drag question

Aan het werk

Maken 3.3 Wat spreken we af?
Opdrachten 8 t/m 15

Slide 32 - Slide

3.4 Je hebt geen
werk meer

Slide 33 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat er gebeurt wanneer je ontslagen wordt
  • Je weet wanneer je werkloos bent

  • Je weet wat het UWV doet
  • Je weet hoe de WW werkt

Slide 34 - Slide

Wanneer ben je officieel werkloos?

Slide 35 - Open question

Ontslag
  • Bij een vaste baan werk je voor onbepaalde tijd
  • Toch kan je ontslag krijgen
  1.  Je neemt zelf ontslag
  2. Je baas heeft geen werk meer voor je
  3. Je functioneert niet naar behoren
  • Je hebt eerst nog wel een opzegtermijn 
    - Eén of twee maand voor beide om vervanging te regelen

Slide 36 - Slide

Werkloos
Ontslagen? Niet direct een nieuwe naam? Werkloos!

Je wordt officieel meegeteld als werkloze wanneer je:
• tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijd bent;
• geen baan hebt;
• actief op zoek bent naar werk.

Slide 37 - Slide

Werkloos
  • Veel mensen ontslagen? --> Veel werkloosheid
    - Meestal teken dat het slecht gaat met de economie
    - Veel bedrijven ontslaan mensen

  • Weinig werkloosheid?
    - Meestal teken dat het goed gaat met de economie
    - Veel bedrijven nemen mensen aan

Slide 38 - Slide

Welke redenen zijn er om ontslag te krijgen?

Slide 39 - Open question

UWV
  • Werkloos? Inschrijven bij het UWV
  • Twee taken:
    • Het UWV bepaalt of je recht hebt op een uitkering.
    • Het UWV helpt je bij het vinden van een baan. 
  • Bedrijven geven hun vacatures door aan het UWV
    • UWV houdt de werkloosheid in Nederland bij

Slide 40 - Slide

WW
Als je werkloos bent kan je een werkloosheidsuitkering krijgen

Je krijgt tijdelijk geld om alles te blijven betalen

Hoe lang je een WW-uitkering krijgt, hangt af van de tijd dat je gewerkt hebt + er zijn voorwaarden!

Slide 41 - Slide

WW
• Het is niet je eigen schuld dat je werkloos bent. Je hebt ontslag gekregen of je contract is afgelopen.
• Je hebt minstens 26 weken in loondienst gewerkt voor je werkloos werd.
• Je hebt je binnen twee dagen na het ontslag ingeschreven bij het UWV.
• Je moet direct beschikbaar zijn voor werk.


Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Wat is een ondernemer?

Slide 44 - Open question

3.1 Je eigen bedrijf 

1. Als je een eigen bedrijf hebt ben je een zelfstandig ondernemer. 

2. Je verkoopt goederen of diensten. 

3. Dit noem je in beide gevallen produceren. 

Slide 45 - Slide

Noem een voordeel van het hebben van een eigen bedrijf

Slide 46 - Open question

Hoe noem je iemand met een eigen bedrijf?
A
Werknemer
B
Administrateur
C
Ondernemer

Slide 47 - Quiz

Het maken van goederen en leveren van diensten noem je produceren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 48 - Quiz

Wat is een voorbeeld van produceren?
A
Je koopt een frikandelbroodje bij de Boni
B
De kapper knipt je haar
C
Je haalt een snack uit de automaat

Slide 49 - Quiz

1. Alle kosten (grondstoffen/gereedschap/ elektriciteit/personeel etc.) die je maakt om te produceren noem je productiekosten

2. Deze kun je terugverdienen door het product/ de dienst te verkopen. Daarvoor moet je de kostprijs per product te weten. 

3. kostprijs per product = 
totale productiekosten : aantal producten

Slide 50 - Slide

Sophie heeft 25 jurken gemaakt.
De productiekosten waren hiervoor in totaal
€ 112,50. Wat is de kostprijs per product (jurk)?
A
6
B
3,25
C
4,50
D
4

Slide 51 - Quiz

Harry bakt 40 taarten.
De productiekosten waren hiervoor in totaal
€ 70,- Wat is de kostprijs per product (taart)?
A
1,75
B
1
C
1,25
D
2,75

Slide 52 - Quiz

Aan de slag!
Introductie opdrachten: 1 t/m 2 (blz. 84 t/m 85)
opdrachten: 1 t/m 7 (blz. 86 t/m 7)

Slide 53 - Slide

3.1 Je eigen bedrijf / HERHALING

1. Als je een eigen bedrijf hebt ben je een zelfstandig ondernemer. 

2. Je verkoopt goederen of diensten. 

3. Dit noem je in beide gevallen produceren. 

Slide 54 - Slide

1. Alle kosten (grondstoffen/gereedschap/ elektriciteit/personeel etc.) die je maakt om te produceren noem je productiekosten

2. Deze kun je terugverdienen door het product/ de dienst te verkopen. Daarvoor moet je de kostprijs per product te weten. 

3. kostprijs per product = 
totale productiekosten : aantal producten

Slide 55 - Slide

Henk maakt 30 bloemstukken.
De productiekosten waren hiervoor in totaal
€ 225,- Wat is de kostprijs per product (bloemstuk)?
A
€ 7,50
B
€ 6,25
C
€ 8

Slide 56 - Quiz

Mees maakt een boekenkast. De planken kosten
€ 14,90 per meter. Voor een boekenkast heeft hij 15 meter nodig. Wat zijn de productiekasten voor deze boekenkast?
A
€ 215,-
B
€ 223,50
C
€ 220,50

Slide 57 - Quiz

3.1 Je eigen bedrijf 

1. Het totale bedrag dat je ontvangt door de verkoop van goederen of diensten is je omzet. 

2. Je winst is het bedrag dat je overhoudt nadat alle productiekosten zijn betaald. 

3. Winst = omzet - productiekosten  

Slide 58 - Slide

Henk heeft zijn 30 bloemstukken voor € 495,-
De productiekosten waren € 225,-
Wat is de winst van Henk?
A
€ 175,-
B
€ 210,-
C
€ 270,-

Slide 59 - Quiz

Mees verkoopt 15 boekenkasten. Een boekenkast kost € 750,- per stuk.
De productiekosten per boekenkast waren €223,50.
Wat is de winst van Mees?

A
€ 8.023,50
B
€ 7.897,50
C
€ 7.900,25

Slide 60 - Quiz

Noem een nadeel van het hebben van een eigen bedrijf

Slide 61 - Open question

3.1 Je eigen bedrijf 
1. Een ondernemer loopt risico. 

2. Als je kosten hoger worden dan je opbrengsten, heb je geen winst meer en lijd je verlies. 

3. Als je je rekeningen niet meer kunt betalen kun je door de rechter failliet worden verklaard. Je bedrijf wordt dan gesloten. 

Slide 62 - Slide

Aan de slag!
Opdrachten: 8 t/m 15 (blz. 89 t/m 91)

Slide 63 - Slide