TH1: spelling H5: bijvoeglijk naamwoord

Spelling algemeen
bijvoeglijk naamwoord

Let op! Je hebt ook pen en papier nodig!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling algemeen
bijvoeglijk naamwoord

Let op! Je hebt ook pen en papier nodig!

Slide 1 - Slide

Doel

Je weet wat een lidwoord is en een zelfstandig naamwoord
Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is
Je kunt het bijvoeglijk naamwoord juist spellen

Slide 2 - Slide

Wat is een lidwoord?

Slide 3 - Mind map

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 4 - Mind map

korte herhaling
lidwoorden: de, het, een

zelfstandig naamwoord: kun je een lidwoord voor zetten, mens/dier of ding. 

Slide 5 - Slide

Wat is het lidwoord in deze zin:
Het meisje lette goed op.
A
Het
B
meisje
C
lette op
D
goed

Slide 6 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin:
Het meisje lette goed op.
A
Het
B
meisje
C
lette op
D
goed

Slide 7 - Quiz

Wat is het lidwoord in deze zin?

De rode auto startte niet meer.
A
de
B
rode
C
auto
D
meer

Slide 8 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?
De rode auto startte niet meer.
A
de
B
rode
C
auto
D
meer

Slide 9 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord
Wat is dat? Hoe schrijf je die?

Slide 10 - Slide

Weet je al wat een bijvoeglijk naamwoord is? Zo ja, wat dan?

Slide 11 - Open question


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • 1A is een leuke klas.
  • Die grappige Willem weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 12 - Slide


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 13 - Slide


Hoe schrijf je de lange vorm?



De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
  • Dubbele klinker? Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 14 - Slide


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.

  • De plastic stoel
  • De suède jas

Slide 15 - Slide

Even oefenen

Slide 16 - Slide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 17 - Open question


Samen oefenen




Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een (stoer) jasje.
  2. Want hij is een (cool) jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn (lief) moeder.
  4. Die (zilver) mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb (metaal) velgen gekocht voor mijn racefiets.
  6. In dat (knus) huis woont haar opa.
  7. Het is net een (goud) kooi.
  8. Dat is een (schitterend) verhaal.
  9. Ik krijg er bijna (vochtig) ogen van.



  • Pak pen & papier
  • Noteer de juiste vorm
  • Je hebt 4 minuten de tijd

timer
4:00

Slide 18 - Slide


Samen oefenen - nakijken




Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een stoer jasje.
  2. Want hij is een coole jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn lieve moeder.
  4. Die zilveren mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb metalen velgen gekocht voor mijn racefiets.
  6. In dat knusse huis woont haar opa.
  7. Het is net een gouden kooi.
  8. Dat is een schitterend verhaal.
  9. Ik krijg er bijna vochtige ogen van.



Slide 19 - Slide

     QUIZ 

Slide 20 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 21 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 22 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 23 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 24 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 25 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 26 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 27 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 28 - Quiz

Evaluatie

Slide 29 - Slide

Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik weet hoe ik een bijvoeglijk naamwoord moet spellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik heb nog een vraag over het bijvoeglijk naamwoord, namelijk:

Slide 32 - Open question