Criminaliteit Quiz

Quiz
CRIMINALITEIT : 25 vragen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quiz
CRIMINALITEIT : 25 vragen

Slide 1 - Slide

Repressieve maatregel is:
A
Criminaliteit voorkomen
B
Criminaliteit achteraf hard bestraffen.

Slide 2 - Quiz

''De doodstraf moet worden ingevoerd''
Is een voorbeeld van een:
A
preventieve maatregel
B
repressieve maatregel

Slide 3 - Quiz

Wildplassen valt onder:
A
overtredingen
B
misdrijven
C
veelvoorkomende criminaliteit
D
zware criminaliteit

Slide 4 - Quiz

Van welke soort criminaliteit is hier sprake ?
A
plaatsgebonden criminaliteit
B
tijdsgebonden criminaliteit

Slide 5 - Quiz

Georganiseerde criminaliteit
A
Fietsendiefstal
B
Mensenhandel

Slide 6 - Quiz

Het bezitten van een wapen is:
A
Plaatsgebonden criminaliteit
B
Tijdsgebonden criminaliteit

Slide 7 - Quiz

Bij welke soort criminaliteit kom je alleen in aanraking met de politie en niet met de Officier van justitie?
A
veelvoorkomende criminaliteit
B
overtredingen
C
zware criminaliteit
D
misdrijven

Slide 8 - Quiz

Overspel was vroeger nog strafbaar, maar is in 1970 afgeschaft. Dit is een voorbeeld van?
A
Plaatsgebonden criminaliteit
B
Tijdsgebonden criminaliteit

Slide 9 - Quiz

Wie is de belangrijkste persoon in het thema criminaliteit?
A
rechter
B
getuige
C
Officier van Justitie
D
advocaat

Slide 10 - Quiz

Criminaliteit of niet?
Een scooter stelen
A
crimineel
B
niet crimineel

Slide 11 - Quiz

Criminaliteit of niet?
Fietsen zonder licht
A
crimineel
B
niet crimineel

Slide 12 - Quiz

De wet voor rijden onder invloed is veranderd. Het is nu een misdrijf
A
Plaatsgebonden criminaliteit
B
Tijdsgebonden criminaliteit

Slide 13 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van zware criminaliteit?
A
Moord
B
Gewapende overval
C
Inbraak
D
Fietsendiefstal

Slide 14 - Quiz

Wat is seponeren?
A
Iets heel goed schoonmaken
B
De beslissing om niet over te gaan tot vervolgen
C
Een verdachte vrijspreken
D
Iets illegaals

Slide 15 - Quiz

Na een overval op onze school durft Klaas niet meer naar school. Dit is een voorbeeld van:
A
Immateriële gevolgen van criminaliteit
B
Materiele gevolgen van criminaliteit

Slide 16 - Quiz

Anita is erg boos als ze er achter komt dat haar telefoon gestolen is. Dit is een voorbeeld van:
A
Materiele gevolgen van criminaliteit
B
Immateriële gevolgen van criminaliteit

Slide 17 - Quiz

Anita moet een nieuwe telefoon kopen omdat haar vorige is gestolen. Dit is een voorbeeld van:
A
Materiele gevolgen van criminaliteit
B
Immateriële gevolgen van criminaliteit

Slide 18 - Quiz

Criminaliteit of niet?
Een blikje cola stelen
A
crimineel
B
niet crimineel

Slide 19 - Quiz

Wat betekent preventie?
A
na een gebeurtenis pas ingrijpen
B
handelen volgens de wet
C
criminaliteit proberen te voorkomen

Slide 20 - Quiz

De kans dat je te maken krijgt met criminaliteit is groter in
A
een dorp
B
de stad

Slide 21 - Quiz

Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.

Slide 22 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van materiële gevolgen?
A
De kosten die je krijgt omdat je naar het ziekenhuis moet
B
De kosten voor bestrijding van criminaliteit
C
Gevoelens van angst en onveiligheid
D
Verdwijning van het besef dat regels nageleefd moeten worden.

Slide 23 - Quiz

Wie plegen met name de delicten die vallen onder veel voorkomende criminaliteit?
A
Jongeren tussen de 16 en 23 jaar
B
Jongeren tussen de 18 en 25 jaar
C
Personen met een migratieachtergrond
D
Mensen van 50+ (geeft een kick)

Slide 24 - Quiz

Wat is een overeenkomt tussen een overtreding en een misdrijf ?
A
Bij beide gevallen krijg je een strafblad
B
Beide gevallen zijn strafbare feiten
C
Het is is beide net zo ernstig
D
Er is van beide sprake van criminaliteit

Slide 25 - Quiz

Wat is de gelegenheidstheorie?

A
iemand besluit een delict te plegen omdat het eenvoudig gaat en de pakkans laag is
B
Iemand wordt steeds als dief uitgemaakt, en is nu werkelijk gaan stelen
C
Iemand praat de criminaliteit goed en zegt bijvoorbeeld dat rijke mensen het toch niet missen
D
criminaliteit gepleegd door mensen met een hoge maatschappelijke positie.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide