Les 3

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben: Je herhaalt de woordjes woordenlijst 1 D-Nl
Je leert nu de hele lijst 1 blz.104
Je maakt kaartjes met de woorden die je niet kunt onthouden.
je kijkt een logo en je kunt over de thema's van logo spreken; Je schrijft alle woorden uit dit programma op die je nog niet wist.
Je maakt alle opdrachten uit de les tot het eindeK 4;5;6;7 Kapitel 2
Je kennt alle werkwoorden
2. Arbeit mit dem Buch
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben: Je herhaalt de woordjes woordenlijst 1 D-Nl
Je leert nu de hele lijst 1 blz.104
Je maakt kaartjes met de woorden die je niet kunt onthouden.
je kijkt een logo en je kunt over de thema's van logo spreken; Je schrijft alle woorden uit dit programma op die je nog niet wist.
Je maakt alle opdrachten uit de les tot het eindeK 4;5;6;7 Kapitel 2
Je kennt alle werkwoorden
2. Arbeit mit dem Buch

Slide 1 - Slide

Welches Logo hast du gesehen? 

Slide 2 - Slide

Hast du wirklich die Wörter gelernt? 
Pack Dein Handy aus dem Handyhaus und mache mit: 

Slide 3 - Slide

Teste dichselbst:  Modalverben

Slide 4 - Slide

Übung 3 Seite 62
Besprechen

Slide 5 - Slide

Übung 4 und 5 Seite 64
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Übung 4  64
1 a. falsch b. richtig c. falsch d. richtig e. falsch f. falsch
2 a. “Wahre Freunde ...” b. “Gerade will ...”
c. “Immerhin habe ...”
d. “Auch über…”
e. “Sie sei …”
f. “Es kommt …”

Slide 7 - Slide

Übung  5 Seite 64

Slide 8 - Slide

Übung  5 Seite 64
1 A. namelijk B. echter C. dus D. pas E. bovendien F. zelfs
2 A. nämlich B. jedoch C. also D. erst E. zudem F. sogar


Slide 9 - Slide

Übung 6 und  7 Seite 66
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Übung  6 Seite 66
a. tot nu toe
b. slechts
c. kletst erop los
d. aan te gaan
e. net zo

Slide 11 - Slide

Übung  7 Seite 66
1 a. mannelijk b. onzijdig c. mannelijk d. vrouwelijk e. onzijdig
2 1. - 2. das Parfüm, e 3. der Duftstoff, b
4. der Allergiker, a
5. das Problem, b
6. die Allergie, d


Slide 12 - Slide

Übersetze
1. het doel 
2. afleiden
3. bepaald
4. doordeweeks
5. wat mij betreft
6. opgewonden
7. het resultaat
8. de bezienswaardigheid 
9. klimmen
10. juist
11. steeds
12. zich vervelen
13. zorgen voor
14. motiveren 
15. nauwelijks 
16. zorgen voor
17. hoofdzakelijk 
18. het terrein
19. aanraden

1. zielgerichtet 
2. ehemalig
3. die Umfrage
4. aufbessern 
5. berücksichtigen
6. demnach
7. immerhin
8. vereinbaren 
9. bezeichnen 
10. hautnah
11. aufbessern 
12. gelangen 
13. die Altersklasse
14. die Nutzung 
15. verneinen

Slide 13 - Slide

Grammatik - Modalverben ovt
Jetzt machst du Aufgaben: 15; 16; 17; 18; 20 Seite 70 - 71

Was du nicht geschafft hast ist deine Hausaufgabe 

Slide 14 - Slide

Grammatik - Modalverben ovt
Aufgabe 15
1. niet tegen kunnen
2. Het geeft een noodzaak of een mogelijkheid weer.

Slide 15 - Slide

Grammatik - Modalverben ovt
Aufgabe 16
1. wollte
2. mochten
3. wollten
4. sollte
5. wussten
6. sollte
7. sollte
8. mochte
9. musste
10. durfte

Slide 16 - Slide

Grammatik - Modalverben ovt
Aufgabe 17
a. wusstest
b. sollten
c. musste
d. wollten
e. durften
f. musste
g. mochte
h. sollte
i. wusste
j. wollte

Slide 17 - Slide

Grammatik - Modalverben ovt
Aufgabe 18
1
Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Ich durfte nicht alleine in die Stadt gehen.
Ich mochte es, den ganzen Nachmittag draußen zu spielen.
Ich musste immer vor sechs Uhr zu Hause sein.
Früher durfte ich … nicht, heute darf ich …
2 Eigen antwoord

Slide 18 - Slide

Grammatik - Modalverben ovt
Aufgabe 20
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Pepsi-Carola, weil sie vielleicht nicht wie eine Cola-Marke heißen möchte.
Harley-David, weil er nicht wie ein Motorrad heißen möchte.
2 Eigen antwoord


Slide 19 - Slide

Sehen und Hören Aufgabe 30

Slide 20 - Slide

Sehen und Hören Aufgabe 30
Aufgabe 30
1
1. bepalen waar je naartoe wilt
2. zorgen dat de hele familie het ermee eens is
3. visum regelen
2
Eigen antwoord

Slide 21 - Slide

Sehen und Hören Aufgabe 32
Übung 32

Slide 22 - Slide

Sehen und Hören Aufgabe 32
Aufgabe 32
1
1. C
2. A
3. A
4. B
5. C
6. C
7. C
8. A
2 Eigen antwoord


Slide 23 - Slide

 Aufgabe 33; 34

Slide 24 - Slide

 Aufgabe 33; 34
Aufgabe 33
a. nahezu b. ausgrenzen c. beschränken d. entscheidend
e. allmählich
f. Preis-Leistungs-Verhältnis
g. häufig
h. Umfeld
Aufgabe 34
Voorbeeldantwoord:
- Er hat kurze braune Haare.
- Er hat eine schmale Nase.
- Die Augenbrauen sind voll und dunkel.
- Sein Blick ist mysteriös.
- Seine Lippen sind schmal.

Slide 25 - Slide

Hausaufgaben
1. Wiederhole alles was du über die Verben gelernt hast.
2. Lerne Wörter D - N und N -D Wörterliste  1 
3. mache zu Ende die Aufgaben:15; 16; 17; 18; 20 Seite 70 - 71
4. Lerne die Modalverben in allen Zeiten

Slide 26 - Slide