3.1 - Genotype en fenotype

3.1  -  Genotype en fenotype
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.1  -  Genotype en fenotype

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen..
  • Korte herhaling mitose en meiose
  • Uitleg 3.1 - genotype en fenotype
  • Opdrachten maken
  • Huiswerk controle

Leerdoelen:
- Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
- Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.

Slide 2 - Slide

Bij welke celdeling ontstaat er een exacte kopie van de moedercel?
A
Meiose
B
Mitose
C
Reductiedeling
D
Ovulatie

Slide 3 - Quiz

Door meiose ontstaan...
A
Mutaties
B
Afwijkende cellen
C
Geslachtscellen
D
Alle cellen van het lichaam

Slide 4 - Quiz

Mitose
Meiose

Slide 5 - Drag question

Mitose
Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6

Slide 6 - Drag question

23 chromosomen
23 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen

Slide 7 - Drag question

X
X
X
Y

Slide 8 - Drag question

Gen en allel
  • Stukjes DNA die informatie bevatten voor
    één eigenschap noem je een gen. 
  • Elk chromosoom bevat een groot aantal genen. 
  • Genen kunnen in de cel 'aan' of 'uit' staan. 
Het gen voor haarkleur staat in cellen van de haarzakjes aan. In de bijv. de lever uit. 

  • Elk gen bestaat uit twee allelen, één of elk chromosoom. 
  • De twee allelen van een gen kunnen verschillen. 
Chromosomen
Lange dunne draden DNA. Bevinden zich in de celkern. 
Mensen hebben 46 chromosomen, in 23 paren. 

Slide 9 - Slide

Genotype
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen samen noem je het genotype van dat organisme.

Slide 10 - Slide

Wanneer wordt het genotype bepaald?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Door welk type celdeling groeit een bevruchte eicel uit tot een nieuw organisme?
A
Mitose
B
Meiose

Slide 13 - Quiz

Fenotype
Alle eigenschappen van een organisme noem je het fenotype van dat organisme. 

Je fenotype wordt bepaald door je genotype, maar ook door je leefstijl en je omgeving. 

Slide 14 - Slide

Genotype
Fenotype
Haarkleur
Karakter
Bloeddruk
DNA
Vorm van je mond

Slide 15 - Drag question

Hoe kan leefstijl je fenotype beïnvloeden?

Slide 16 - Open question

Een eeneiige tweeling ziet er meestal niet precies hetzelfde uit.
Wat is er dan anders?
A
Het fenotype
B
Het genotype

Slide 17 - Quiz

Leg uit hoe het kan dat het fenotype van de eeneiige tweeling kan verschillen.

Slide 18 - Open question

Noem iets wat jij aan
je fenotype hebt veranderd.

Slide 19 - Mind map

Opdrachten
Maak van 3.1 opdracht 1, 2, 4, 6, +7 op blz. 170


Dit is huiswerk voor vrijdag 24 november. 

Slide 20 - Slide