Gebruik van 'niet' of 'geen'

Gebruik van 'geen' of 'niet'


 "Ik lust ... broccoli!"          
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare school

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Gebruik van 'geen' of 'niet'


 "Ik lust ... broccoli!"          

Slide 1 - Slide

geen
Geen gebruik je om een ontkenning te maken:

  • Als je 'een' kunt gebruiken (Hij koopt geen ijsje).
  • Bij zelfstandige naamwoorden zonder lidwoord (Hij heeft geen geld/kinderen).
  • Bij onbepaalde hoeveelheden (Zij heeft geen idee/Zij koopt geen suiker.).

Slide 2 - Slide

niet 
Niet gebruik je om een ontkenning te maken van:
  • Werkwoorden (Ik zwem niet.).
  • Eigenschappen (Dit huis is niet groot.).
  • Bepaalde woorden zoals plaats, tijd, of modale werkwoorden (Hij komt niet morgen, Ik ga niet naar huis, Ik wil nog niet naar huis.)

Slide 3 - Slide

In principe gebruik je niet overal waar je geen geen gebruikt!

Slide 4 - Slide

Welke zin is correct?
A
Ik heb vandaag niet tijd.
B
Ik heb vandaag geen tijd.

Slide 5 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Hij koop niet een nieuwe jas.
B
Hij koopt geen nieuwe jas.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Hij is niet boos.
B
Hij is geen boos

Slide 7 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Wij hebben niet huiswerk gemaakt.
B
Wij hebben geen huiswerk gemaakt.

Slide 8 - Quiz

Jij hebt ... zin om te koken
A
niet
B
geen

Slide 9 - Quiz

Ik wil vandaag ... naar de winkel.
A
niet
B
geen

Slide 10 - Quiz

Wij doen ... mee met het spel.
A
niet
B
geen

Slide 11 - Quiz

Dit weer is ... fijn.
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quiz

Wij kijken ... televisie.
A
niet
B
geen

Slide 13 - Quiz

Is de zin goed of fout?

Verbeter zo nodig!

Slide 14 - Slide

Laatste opdracht:
  • Schrijf 4 zinnen met 'niet' .                                       (bijvoorbeeld over activiteiten die je niet doet).
  • Schrijf 4 zinnen met 'geen' .                                     (bijvoorbeeld over dingen die je niet hebt).

Slide 15 - Slide