Das Wetter und die Präpositionen 3. und 4, Fall

IVIO- les über Wetter und Präpositionen 3. und 4. Fall
Sjon de Vries
Docent Duits, IVIO
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

IVIO- les über Wetter und Präpositionen 3. und 4. Fall
Sjon de Vries
Docent Duits, IVIO

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Ik ken de Duitse woorden om het weer te kunnen beschrijven en verstaan.
  • Ik kan een Duits weerbericht begrijpen en vragen beantwoorden over dit weerbericht.
  • Ik kan voorzetsels met 3e of 4e naamval toepassen

Slide 3 - Slide

Das Wetter
Wenn du das Wetter gut beschreiben willst brauchst du eine Reihe Vokabeln.

 Wir werden heute ein bisschen üben...

Slide 4 - Slide

Schnee
Schauer
Gewitter
sonnig
Nebel
Sturm
Glatteis
heiter
regnerisch
bewölkt

Slide 5 - Drag question

Die Wettervorhersage
Höre dir jetzt die erste  Wettervorhersagen an
und löse die Aufgabe auf der nächsten Seite. Ich zeige euch die Aufgabe bevor ihr die Wettervorhersage hört.




Slide 6 - Slide


A
A
B
B
C
C

Slide 7 - Quiz

Die Wettervorhersage
Höre dir jetzt  die zweite Wettervorhersage  an 
und löse die Aufgaben




Slide 8 - Slide


A
A
B
B
C
C

Slide 9 - Quiz

timer
1:30
Das Wetter in Deutschland - Lese den Wetterbericht und die Frage auf der nächsten Seite.

Slide 10 - Slide


Entscheide, was die beiden Familien morgen und in den nächsten Tagen machen können. 

Slide 11 - Slide

Vormittags sich sonnen und zum Strand gehen
A
Familie Salzer
B
Familie Strauß
C
Familie Salzer und Strauß

Slide 12 - Quiz

Mittags im Garten essen
A
Familie Salzer
B
Familie Strauss
C
Familie Salzer und Strauß

Slide 13 - Quiz

Am Abend das Auto waschen
A
Familie Salzer
B
Familie Strauß
C
Familie Salzer und Strauß

Slide 14 - Quiz

Nachmittags eine kleine Radtour machen
A
Familie Salzer
B
Familie Strauß
C
Familie Salzer und Strauß

Slide 15 - Quiz

2

Slide 16 - Video

Waar is het het warmst?

Slide 17 - Open question

Hoe laat is het het koudst in Oostenrijk?

Slide 18 - Open question

3e naamval
plaats of tijd
vraag:
wo (waar)
óf wann (wanneer)

Slide 19 - Slide

4e naamval
beweging
vraag:
wohin (waar naar toe)

Slide 20 - Slide

Uitzondering
Als zowel plaats / tijd of beweging niet van toepassing is, geldt:
3e naamval:
an, hinter, in, neben, unter, vor, zwischen
4e naamval:
auf, über

Slide 21 - Slide


Das Buch liegt auf dem Tisch.
Ich lege das Buch auf den Tisch.

Der Mann sitzt in dem Bus.
Die Frau steigt in den Bus.

Die Schüler gehen in die Schule.
Die Schüler sind in der Schule.

Slide 22 - Slide

Uit de toets Kapitel 4 (havo), je ziet vaak fouten, zoek ze!
Gebruik het schema naamvallen in de bijlage. Vul de juiste uitgang in.
1. Die Bushaltestelle liegt vor das Krankenhaus (o). 
2. Jährlich kommen mehr Touristen in die Stadt (v).
3. Ich stelle mein Fahrrad neben dem Eingang (m).
14. Meine Cousine fährt mit der U-Bahn in die Schule (v).
15. Der Hund sitzt in seine Hundehütte (v). seiner
16. Unsere Schule liegt zwischen einem Einkaufszentrum (o) und einen Park einem Park(m).


Slide 23 - Slide

Die Poster hängen an (de) Wand (v).
A
die
B
das
C
der
D
dem

Slide 24 - Quiz

Das Buch liegt neben (de) Prospekten (mv).
A
die
B
der
C
das
D
den

Slide 25 - Quiz

Wir springen über (het) Wasser (o).
A
das
B
dem
C
der
D
die

Slide 26 - Quiz

Die Lampe steht auf (de) Schrank (m).
A
der
B
das
C
den
D
dem

Slide 27 - Quiz

Er fällt hinter (de) Stuhl (m).
A
der
B
den
C
das
D
dem

Slide 28 - Quiz

Leerdoelen herhaling
  • Ik ken de Duitse woorden om het weer te kunnen beschrijven en verstaan.
  • Ik kan een Duits weerbericht begrijpen en vragen beantwoorden over dit weerbericht.
  • Ik kan voorzetsels met 3e of 4e naamval toepassen

Slide 29 - Slide

Hoe vond je deze les?
A
Ik heb veel geleerd over Wetter en voorzetsels 3 of 4
B
Ik heb weinig geleerd over Wetter en voorzetsels 3 of 4
C
Ik weet het niet
D
De les kon beter

Slide 30 - Quiz

  Fertig!

Slide 31 - Slide