NT2 groep B 17-11-2022

WELKOM groep B!

NT2
17-11-2022
Mevrouw Katarina
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

WELKOM groep B!

NT2
17-11-2022
Mevrouw Katarina

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Huiswerk nakijken
  • Indirecte rede
  • Woordenschatdomino
  • Inversie herhalen
  • DISK taak 1
  • Scheidbaar werkwoord
  • Lagerhuis
  • Nieuwsbegrip
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Huiswerk nakijken
Van A tot Zin, bladzijde 144 (voor volgende week donderdag).

Dit gaan we nu klassikaal nakijken.

Slide 3 - Slide

Indirecte rede


Wat is de indirecte rede?

Slide 4 - Slide

Indirecte rede
Wat is de indirecte rede?

Sara zegt: ''Mijn moeder kookt pasta'.'
Sara zegt dat haar moeder pasta kookt.

Piet vraagt: ''Gaan we naar huis?''
Piet vraagt of we naar huis gaan.

Wat valt je op?

Slide 5 - Slide

Ria roept: ''Ik ga naar huis''.

Slide 6 - Open question

Zij zeggen: ''Wij lachen om de grap.''

Slide 7 - Open question

Frits vraagt: ''Ben je moe?''

Slide 8 - Open question

Indirecte rede

Slide 9 - Slide

Woordenschatdomino

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

DISK taak 1
We gaan een discussie voeren.

Er komt straks een stelling op het bord.
Schrijf je mening op je papier.
Kies uit: helemaal mee eens, een beetje mee eens, helemaal oneens, een beetje oneens.

Schrijf op een papier ook op waarom dat je mening is.
Bijvoorbeeld
Stelling 1: ''Ik ben het helemaal oneens, want ...''
Stelling 2: ''Ik ben het een beetje eens, omdat ...''
Stelling 3: ''Ik ben het helemaal eens. Ik vind ...''

Slide 12 - Slide

DISK taak 1


Om gelukkig te zijn heb je veel vrienden nodig.

Slide 13 - Slide

DISK taak 1


Met een goede vriend of vriendin praat je over al je problemen.

Slide 14 - Slide

DISK taak 1


Echte vrienden zijn eerlijk tegen elkaar en geven elkaar kritiek.

Slide 15 - Slide

DISK taak 1


Een online vriend is geen echte vriend.

Slide 16 - Slide

DISK taak 1
We gaan nu een discussie voeren.
Loop per stelling naar de hoek van je mening.
Ga met elkaar in gesprek over je mening.

Slide 17 - Slide

Scheidbare
werkwoorden

Slide 18 - Mind map

Scheidbaar werkwoord
Scheidbare werkwoorden bestaan uit twee delen:
  • een voorzetseldeel
  • een werkwoorddeel

Bijvoorbeeld: opbellen, afgeven, uitlaten, voordoen

Hoe gebruik je zulke werkwoorden in een zin?

Slide 19 - Slide


Welke is goed?
A
Ik ruim de tafel af.
B
Ik bel op mijn moeder.
C
Ik opbel mijn moeder.
D
Ik afruim de tafel.

Slide 20 - Quiz

Scheidbare werkwoorden
Hoofdzin met één werkwoord.
Ik bel mijn moeder op.
Ik was de borden af.

Hoofdzin met een hulpwerkwoord.
Ik wil straks mijn moeder opbellen.
Ik moet vanavond afwassen.

Slide 21 - Slide


Welke is goed?
A
Morgen maak ik het huiswerk af.
B
Morgen ik maak het huiswerk af.
C
Morgen afmaak ik het huiswerk.
D
Morgen ik afmaak het huiswerk.

Slide 22 - Quiz

Scheidbare werkwoorden
Hoofdzin met één werkwoord.
Ik bel mijn moeder op.
Hoofdzin met een hulpwerkwoord.
Ik wil straks mijn moeder opbellen.

In voltooide tijd
Ik heb mijn moeder opgebeld.        =  eerst het voorzetsel!

Slide 23 - Slide

Scheidbare werkwoorden (v.d.)
Wat heb je vandaag thuis gedaan? (opruimen)
Wat heeft de docent gisteravond gedaan? (nakijken)
Wat heeft de zuster met de oude dame gedaan? (aankleden)
Waar is jouw OV-chipkaart? (kwijtraken)
Wat heb je dit weekend gedaan? (uitrusten)
Wat hebben jullie vrijdag gedaan? (uitgaan)
Waarom zijn je ogen rood? (huilen)

Slide 24 - Slide

Scheidbare werkwoorden (v.d.)
Wat doe je na het eten? (afwassen)
Wat doe je als je een Nederlands woord niet kent? (opzoeken)
Wat doe ja als je telefoon gaat? (opnemen)
Wat doe je met een schilderij? (ophangen)
Wat doe je als je naar buiten gaat? (aantrekken)
Wat doen veel opa's en oma's? (oppassen)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Welke scheidbare werkwoorden zag je in de video?
uitlaten
voordoen
opbellen
uitzetten
opstaan
opmaken
uitlachen
nakijken

Slide 27 - Poll

Slide 28 - Video

Lagerhuis
Een Lagerhuis is een debat.

Zet twee rijen van stoelen tegenover elkaar. 
De ene kant is vóór de stelling; de andere kant tegen. 
Wie het woord wil, staat op. 
Maar spreken mag pas als de debatleider (de docent) je het woord geeft. 
Iedereen moet een keer gesproken hebben.

We gaan over drie stellingen debatteren.

Slide 29 - Slide

De televisie is de beste technologische uitvinding.

Slide 30 - Slide

Al het materiaal en huiswerk op school moet digitaal zijn.

Slide 31 - Slide

 In scholen moeten alle "smart" functies van smartphones automatisch worden uitgeschakeld.

Slide 32 - Slide

Nieuwsbegrip

Slide 33 - Slide

NT2 schoolwerk
  • DISK thema 12
  • DISK grammatica
  • Van A tot Zin, blz. 86 en 87
  • De taalschool, blz. 50 t/m 52 (tot opdracht 7)
                                                                                                               
                                                                                                                   
                                                                                                           vragen?

Slide 34 - Slide

Tot volgende week!

Slide 35 - Slide