week 14 Nederlands klas 1A aangepast Finn/Fabio

Poëzie opdrachten
Ik kan van een tekst benoemen welk doel de schrijver hierbij heeft
Ik kan verschillende tekstdoelen herkennen

Tekstdoelen: welke soorten zijn er?
Nederlands
week 14
BK: Hoofdstuk 5 Lezen opdracht 1 t/m 4. 
Controleren of alle doelen zijn behaald.
Gemaakt werk nakijken door nakijkblad via de mail. 
Afmaken de weektaak. 
Snel klaar? Ga dan lezen in je boek!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Poëzie opdrachten
Ik kan van een tekst benoemen welk doel de schrijver hierbij heeft
Ik kan verschillende tekstdoelen herkennen

Tekstdoelen: welke soorten zijn er?
Nederlands
week 14
BK: Hoofdstuk 5 Lezen opdracht 1 t/m 4. 
Controleren of alle doelen zijn behaald.
Gemaakt werk nakijken door nakijkblad via de mail. 
Afmaken de weektaak. 
Snel klaar? Ga dan lezen in je boek!

Slide 1 - Slide

Vraag: hoe ver ben je met het lezen in je boek? Schrijf hieronder de titel en schrijver van je boek!

Slide 2 - Open question

Wat denk je dat de schrijver met de tekst bedoeld heeft?


Maak de opdracht op de volgende pagina.

Slide 3 - Slide

Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten. Je houdt er 2 over.
Amuseren
Tot handelen aanzetten
Informeren
Waarschuwen
Overtuigen
Adviseren
Instrueren

Slide 4 - Drag question

Waarom een tekstdoel?
Een schrijver schrijft nooit zomaar iets. Hij wil iets bereiken.

Dus kiest hij een doel. Hij vraagt zich af: wat wil ik met mijn tekst bereiken?
Het is handig voor jou om te bedenken wat het doel van de schrijver is, zodat je het makkelijker kunt lezen. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Informatie geven
informatie geven, bijvoorbeeld een krant
iets leren of uitlegen
instructie, studietekst, recept
iets laten doen
bijvoorbeeld een reclametekst zodat je iets gaat kopen
mening geven
De schijver geeft zijn mening, bijvoorbeeld een recensie
amuseren
bijvoorbeeld een strip waardoor je moet lachen

Slide 7 - Slide

Combineer de tekstdoelen met hun betekenis
timer
0:30
Informeren
Overtuigen
Instrueren
Overhalen
Vermaken 
Dat je iets te weten komt
Tot handelen aansporen
Iemand iets laten denken
Iemand iets uitleggen
Amuseren

Slide 8 - Drag question

Aan de slag!
Lees nog eens goed de theorie in het groene kader door voor je begint met het maakwerk.

Maken startopdracht en opdracht 1 t/m 4 op blz. 162-167. 
Vergeet niet zelf de timer te zetten!




timer
45:00

Slide 9 - Slide

Let op!
Als je al het werk af hebt, stuur de docent dan een mail. 
(wkleinveld@bbonderwijs.nl) 
Dan zal je een nakijkblad ontvangen op jouw mail zodat je zelf na kunt kijken. 

Ga na het nakijken door met de volgende slide. 

Slide 10 - Slide

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
De schrijver geeft de lezer vooral informatie. 
De schrijver probeert de lezer vooral van zijn/haar mening te overtuigen.
De schrijver spoort de lezer vooral aan iets te doen.
De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of grappigs te vertellen.
Bijvoorbeeld schoolboekteksten of recepten.
Bijvoorbeeld betogen of recensies.
Bijvoorbeeld reclameteksten.
Bijvoorbeeld gedichten of columns. 

Slide 11 - Drag question

Al het maakwerk af?
Ga dan verder met het lezen in je leesboek. 
Deze moet voor de meivakantie uit zijn!
Je mag ook later deze week 30 minuten lezen in je leesboek.

Na de meivakantie moet je een boekverslag inleveren. Hoe dit gaat, leg ik binnenkort uit.
timer
30:00

Slide 12 - Slide