Klare taal les 27: Bijvoeglijke Naamwoord

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Bijvoeglijke Naamwoorden

De stoel is zwart
De .......... stoel

1. zwarte
2. zwart

De kast is groot
De ....... kast

1. groot
2. grootte
3. grote

De stoel is laag
De ........ stoel

1. laage
2. laag
3. lage

Het kleed is van wol
Het ..... kleed

1. wol
2. wollen
3. wolen

Het haar is grijs
Het ....... haar

1. grijse
2. grijze
3. grijs

Het huis is wit
Een ...... huis

1. witte
2. wit
3. wite

Dat jongetje is lief
Het ....... jongetje

1. lieve
2. liefe
3. lief

Die armband is mooi
De ....... armband

1. mooi
2. mooie

Het antwoord is kort
Een ....... antwoord

1. kortte
2. kort
3. korte

De bloem is geel
De ..... bloem

1. geele
2. geel
3. gele

Het bericht is lang
Een ..... bericht

1. lang
2. lange
3. langge

De man is oud
De ........ man

Het shirt is van katoen
Het ........... shirt

Het bed is zwart
Een ........... bed

De roos is rood
De .......... roos

Dat antwoord is goed
Het ......... antwoord

Die docent is streng
De ........... docent

Het boek is klein
Een ........... boek

Het hek is van ijzer
Het ........... hek

Mijn schoen is vies
De .......... schoen

Die olifant is dik
De .......... olifant

Het brood is vers
Een .......... brood

Dat kopje is vol
Het ....... kopje

De thee is heet
De ...... thee

De fiets is kapot
De ............ fiets

De les was leuk
De ......... les