Meander thema 4, les 1

Platteland
1 / 24
next
Slide 1: Mind map
AardrijkskundeBasisschoolGroep 7

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Platteland

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat kunnen de boeren uit de witte landen hebben gezegd? Sleep de tekst naar het goede land. 
Ik heb mijn eigen geitenkaasbedrijf.
Citroenen, daarvoor moet je bij mij zijn.
Mijn bedrijf is gelukkig gemoderniseerd. 
Hier lijkt de landbouw wel erg op Nederland. 

Slide 4 - Drag question

Sojabonen worden in de Europese Unie alleen in Italië verbouwd
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Elk land in Europa is wel bekend om een product uit de landbouw
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Italiaanse boeren verbouwen veel pasta
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

In Spanje en Griekenland worden olijven verbouwd
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Een boer doet aan tuinbouw in de volle grond, als..
A
hij boontjes, winterpeen en kool verbouwt
B
hij alleen 's zomers zijn land bebouwt.
C
hij zijn producten buiten in de grond verbouwt.
D
hij zijn koeien buiten laat grazen.

Slide 10 - Quiz

Maak een top 5 van typisch Nederlandse producten die jij graag lust.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Door het gebruik van kunstmest kan een boer meer produceren.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Een moderne boer kan best zonder de hulp van allerlei machines.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Er zijn in Europa bijna geen boeren meer die alleen voor zichzelf produceren.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Een boer die zich specialiseert, gebruikt maar één soort kunstmest.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Zo weinig mogelijk produceren op een groot stuk land, noem je bio-industrie.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Een boer kan niet zomaar alles verbouwen. Met welke twee dingen heeft hij te maken? Waarom?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Zet de volgende zinnen in de goede volgorde. Wat kwam eerst (1)?
1
2
3
4
De boer produceert alleen nog maar voor de markt.
De boer produceert veel meer dan hij zelf gebruiken kan. Hij verkoopt zijn producten.
De boer produceert voor eigen gebruik. En voor zijn dieren. 
De boer produceert voor eigen gebruik en voor zijn dieren. Wat hij over heeft, verkoopt hij.

Slide 21 - Drag question

Hoe noem je het gebied waaraan de boer zijn producten kwijt kan?

Slide 22 - Open question

Welk hulpmiddel gebruikt de boer om steeds meer te kunnen produceren?

Slide 23 - Open question

Hoe goed heb je deze les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll