Ec. bekeken 3KB: 8.1 de timmerfabriek

Werk en bedrijf
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werk en bedrijf

Slide 1 - Slide

8.1 De timmerfabriek

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je kan aangeven wat er nodig is om te kunnen produceren

Slide 3 - Slide

Ff herhalen...
Voordat we starten aan een nieuwe onderwerp wil ik eerst een testen wat jullie nog weten van klas 2!

Probeer een antwoord te geven op de volgende vragen... 

Slide 4 - Slide

Wanneer je een product maakt of een dienst uitvoert ben je aan het ....
A
Consumeren
B
Produceren

Slide 5 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen goederen en diensten?

Slide 6 - Open question

En dan nu verder...

Slide 7 - Slide

8.1
In deze paragagraaf draait het om de productiefactoren.
Deze productiefactoren zijn nodig om mensen te voorzien van alles wat ze nodig hebben.

Slide 8 - Slide

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal (gebouw/machines)
Arbeid (personeel)
Natuur (grondstoffen en grond waarop gebouw staat)
Ondernemerschap (winst)

Slide 9 - Slide

Ondernemer
Iemand die de productiefactoren Kapitaal, Arbeid en Natuur combineert met als doel (maximale) winst.

Daarmee is hij/zij de vierde productiefactor:
Ondernemerschap.


Slide 10 - Slide

Arbeid- of kapitaalintensief?
Hoeveelheid kapitaal > hoeveelheid arbeid = kapitaalintensief Er wordt veel geïnvesteerd in apparatuur

Hoeveelheid kapitaal < hoeveelheid arbeid = arbeidsintensief Hier wordt het werk meer 
verricht door de werknemers zelf
Wanneer een bedrijf meer gebruikt maakt van kapitaal dan arbeid
Wanneer een bedrijf meer gebruikt maakt van arbeid dan kapitaal

Slide 11 - Slide

Toegevoegde waarde
f




Omzet  - Inkoop  (grondstoffen)  = toegevoegde waarde

Slide 12 - Slide

Toegevoegde waarde

Slide 13 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Slide

Prota bv koopt voor € 88.000 grondstoffen in en voor € 12.000 diensten van andere bedrijven. De verkoopopbrengst is € 142.000.
Bereken de toegevoegde waarde.
A
€ 54.000
B
€ 42.000
C
€130.000

Slide 15 - Quiz

Het jaar daarop verkoopt Prota bv 55.000 kilo voor € 161.000 en doet voor € 117.000 inkopen.

Bereken de toegevoegde waarde PER KILO
A
€ 44.000
B
€ 0,80
C
€ 1,38

Slide 16 - Quiz

Aan de slag!
  1. Lees de leertekst van § 8.1 nog eens goed door.
  2. Maak van §1 de opdrachten 1 4, 5, 7 t/m 10

Slide 17 - Slide