This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoe zitten we erbij?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Aan het einde van de les kunnen jullie persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen in een zin.
Lesdoel
Slide 3 - Slide
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt.
Slide 4 - Slide
Deze les hebben we geleerd wat gezondheid is. Volgende keer aan we het hebben over een gezonde leefstijl
Wat vind jij van deze zin?
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt.
(0 = heel slecht 10 = heel goed)
Slide 5 - Poll
Hoe zou je deze zin beter kunnen maken? Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt.
Slide 6 - Open question
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden
Slide 9 - Mind map
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt.
Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt.
Slide 10 - Slide
Wat zijn in deze zin de persoonlijke voornaamwoorden? Hij loopt naast haar.
A
naast en haar
B
hij en naast
C
hij en loop
D
hij en haar
Slide 11 - Quiz
Wat is in deze zin het persoonlijk voornaamwoord? Maak je deze vraag goed?
A
je
B
goed
C
deze
D
vraag
Slide 12 - Quiz
Voorbeeldvraag
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.
Heel de wereld juicht je toe.
Slide 13 - Slide
Voorbeeldvraag
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.
Heel de wereld juicht je toe.
Slide 14 - Slide
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op uit de zin. Ik kwam de kamer binnen en zag haar.
Slide 15 - Open question
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op uit de zin. Ze trokken het standbeeld omver en gooiden het weg.
Slide 16 - Open question
Hoe ervaar jij dit onderwerp?
Super makkelijk! Ik maak de extra moeilijke vragen.
Best wel makkelijk maar ik moet wel even goed nadenken.
Soms makkelijk, soms moeilijk. Ik moet de uitleg nog een keer lezen.
Best lastig. Ik wil misschien extra hulp en oefening.
Heel moeilijk! Ik wil sowieso nog meer uitleg.
Slide 17 - Poll
timer
5:00
Via google classroom ga je naar de link om de opdrachten te maken.
De blauwe opdrachten is voor extra oefeningen. Die mag je maken.
De paarse opdrachten maakt iedereen!
De gele opdrachten zijn extra moeilijke opdrachten. Die mag je maken.
Heb je een vraag? Gebruik je vraagkaartje
Klaar? Aan je weektaak!
Slide 18 - Slide
Uitleg
Bij de volgende opdrachten moet je het persoonlijke voornaamwoord in de zin opschrijven.
Voorbeeld:
We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.
Antwoord: We
Slide 19 - Slide
Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.
We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.
Slide 20 - Open question
Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.
Hij heet Ted van Lieshout.
Slide 21 - Open question
Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.
Met open mond luisterde ik naar zijn prachtige gedichten.