Poëzie theorie en les 1

Vul hier je voor- en achternaam in en het boek dat je leest voor de boektoets.
1 / 15
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vul hier je voor- en achternaam in en het boek dat je leest voor de boektoets.

Slide 1 - Open question

Welkom!
Neem 10 minuten de tijd om de literaire begrippen van poëzie te lezen. Daarna spelen we een quiz in groepen van 2 of 3 personen.

Schrijf steeds één antwoord op. 
Voor de winnaars is er een prijs. 

Slide 2 - Slide

Een gedicht bestaat uit strofes. Hoe noemt men een strofe van vier regels ook wel?
A
Distichon
B
Terzine/terzet
C
Octaaf
D
Kwatrijn

Slide 3 - Quiz

Welk rijmschema past bij dit gedicht?

Slide 4 - Slide

Welk rijmschema past bij voorgaand gedicht?
A
ABAB CDCD
B
BAAB CDDC
C
ABBA CDDC
D
ABCD EFGH

Slide 5 - Quiz

Bij assonantie is er sprake van halfrijm. Alleen de klinkers rijmen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Aan welke drie eisen moet een sonnet voldoen?

Slide 7 - Slide

Aan welke drie eisen moet een (Italiaans) sonnet voldoen?

Slide 8 - Open question

Wat is een juiste vorm van alliteratie?
A
Bozige dromen
B
Verlaten velden
C
Omarm - warm
D
Wond - hond

Slide 9 - Quiz

Wat is een jambe?

Slide 10 - Open question

Noem een voorbeeld van binnenrijm

Slide 11 - Slide

Doe-opdracht (max. 4 punten)
Schrijf met je groep een gedicht bestaande uit twee terzines/terzetten rondom het thema 'school' (1 punt)
Het rijmschema moet bestaan uit gepaard rijm (1 punt)
Er zitten minimaal 2 beeldspraakvormen in (personificatie, vergelijking, metafoor, metonymie of synesthesie) (1 punt)
Laat één iemand het voordragen in de klas (1 punt)
Inleveren om 12:45u op papier

Slide 12 - Slide

Einde quiz!
We tellen de punten op. Wie mag zichzelf 'de poëziemaster' noemen? 

Slide 13 - Slide

Les 1: Dat ik je mis / Maaike Ouboter
We luisteren samen twee keer naar het nummer 'Dat ik je mis'.

1. Markeer alle voorbeelden van volrijm.
2. Omcirkel alle assonanties die je tegenkomt.
3. Onderstreep alle alliteraties.

Klaar? Zoek op wat een 'neologisme' is. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video