leerjaar 3 hst 2 les 1

1 / 12
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Grip op je knip
2.1 Heb jij inkomsten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert welke inkomensvormen er zijn. Er kunt er voorbeelden van noemen
  • Je leert waardoor inkomensverschillen ontstaan en kunt deze benoemen
  • Je leert bedragen omrekenen van week naar per maand en andersom
  • Je kunt bedragen in percentage omrekenen.

Slide 3 - Slide

2.1 Heb jij inkomen? 

3 soorten inkomensvormen: 

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Inkomen uit overdracht 


Slide 4 - Slide

2.1 Waardoor ontstaan inkomensverschillen?
  • leeftijd
  • opleiding
  • ervaring
  • prestaties
  • verantwoordelijkheid
  • zwaarte van het beroep
  • vraag naar bepaald werk

Slide 5 - Slide

2.1 Omrekenen van week naar maand
Je krijgt € 6 zakgeld per week . Hoeveel is dat per maand.
Je kunt dit het beste doen met de volgende stappen
  1.  € 6 x 52 = 312 per jaar 
  2. € 312 : 12 = € 26 per maand
(Je maakt dus altijd een tussenstap naar een jaar)

Slide 6 - Slide

2.1 Bedrag omrekenen naar percentage
Bedrag omrekenen naar percentage
Percentage = om te rekenen bedrag : totaal bedrag x 100

Voorbeeld;
Hoeveel procent is € 16,50 van € 250?
16,50 : 250 x 100 % = 6,6% of (denk aan tabel)


Slide 7 - Slide

Welke inkomensvorm hoort niet in het rijtje thuis van belangrijkste inkomensvormen?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit directe ruil
C
Inkomen uit bezit
D
Overdrachtsinkomen

Slide 8 - Quiz

Ties krijgt € 10 zakgeld per week hoeveel is dit per maand
A
€ 40
B
€ 50
C
€ 43,33
D
€ 45

Slide 9 - Quiz

Meneer Boet heeft verschillende manier van inkomen. Het totale inkomen bedraagt € 5500 per maand. Per maand ontvangt meneer Boet 500 uit overdrachtsinkomen. Hoeveel procent is dat van het totale inkomen
A
10,1 %
B
9,1 %
C
11,1 %
D
8,1 %

Slide 10 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van overdrachts inkomen
A
studie beurs
B
kinderbijslag
C
bijstanduitkering
D
Winst

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
maken opdracht 1 t/m 15 inclusief de samenvatting van paragraaf 2.1 Heb jij inkomen

Slide 12 - Slide